Charles Baudelaire aan Alphonse de Calonne. Parijs, 3 december 1860.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN ALPHONSE DE CALONNE
Parijs, 3 december 1860.
Eerlijk gezegd dacht ik dat het niet zo belangrijk was of een manuscript een paar dagen te vroeg of te laat zou aankomen. En ik rekende op uw welwillendheid.
Ik ben helemaal blut, en bovendien nog wel zeer hard aan het werk voor u.
Ik weet maar één manier: een verlenging, en als ik morgen naar Gélis moet gaan, dan ga ik.
Ik denk dat ik wel garant kan staan voor een verlenging, en ik garandeer u dat de waarde van uw Krant hiermee in geen enkel opzicht zal dalen.
Ik weet niet zeker of ik vanavond bij u kan komen.
Uw toegewijde
C.B.
[noot voor Robert Stoepel]
Parijs, 4 december 1860.
HIAWATHA
(Omdat de heer R. Stoepel mij onoverkomelijke problemen heeft bezorgd, zoals, ten eerste een stuk van achthonderd verzen in het Engels verkleinen tot driehonderd in het Frans, waarbij alle heroïsche en Homerische tekenen geschrapt moesten worden, wat neerkomt op het totale origineel, en vervolgens hetzelfde schema in poëtisch proza vertalen, zonder al diezelfde voordelen, zal de heer Stoepel het normaal vinden dat ik eis dat mijn naam niet op het libretto komt te staan ondanks alle moeite die ik ervoor gedaan heb.)
C.B.
Mocht de heer Stoepel erop staan dat zijn libretto er toch enigszins poëtisch en karakteristiek blijft uitzien, dan raad ik hem ten zeerste aan om niets te veranderen aan de verkorte versie die ik heb geprobeerd te maken van het gedicht van Longfellow, zelfs niet in de uitdrukkingen en de zinsneden.
C.B.