Charles Baudelaire aan Alphonse Lécrivain. Parijs, maandag 28 december 1863.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN ALPHONSE LÉCRIVAIN
Parijs, maandag 28 december 1863.

 

Geachte heer,

    Ik dacht dat u afgelopen woensdag betaald was.
Ik heb zojuist tot mijn grote verbazing van mijnheer Lévy vernomen dat dit niet het geval was.
Hij zei tegen me dat hij voordat hij u zou betalen hij van mij de verplichting eiste dat ik niet het voorwoord zou schrijven en ook de verplichting dat het corrigeren van de proefdrukken door iemand anders dan ik gedaan zouden worden in geval van ziekte of afwezigheid. Ik heb overal mee ingestemd.
Maar hij heeft nog een verhindering gezien toen ik hem weer opnieuw vroeg om het derde stuk voor L’Opinion. Er moet absoluut een kopiist komen om dat te kopiëren.
En dan zal ik het oorspronkelijke manuscript 1 januari terugsturen.
U kunt het 2 januari dus gaan reclameren.
Met al mijn goede verstand was het onmogelijk voor mij om zoveel striktheid te zien aankomen.

Hoogachtend,

Ch. Baudelaire.

  Inhoudsopgave     Volgende brief