Charles Baudelaire aan Arsène Houssaye. Parijs, 18 augustus 1862.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN ARSÈNE HOUSSAYE
Parijs, 18 augustus 1862.
Beste Houssaye,
Als jij me niet vandaag niet te hulp kan komen, dan zal ik me vandaag nog zonder woning bevinden, en dan zal ik in en situatie zitten waarin ik niet meer de benodigde rust zal hebben om een beetje te kunnen werken.
Ik hoopte steeds maar dat La Presse met mijn Variétés zou beginnen en daar van week tot week en van twee weken tot twee weken zachtjes aan mee door zou gaan.
Ik verzeker u, ik moet mij tot mijn grote spijt tot uw beurs richten. Maar tot wie kan ik me anders richten in deze tijd?
Er is niemand in Parijs.
Het zal, als u dat wilt, een voorschot zijn waarmee u zichzelf terugbetaalt, of anders een lening, want als mijn werk eenmaal af is, dan ken ik iemand die me het voorschot van het gehele bedrag zal geven.
Het bedrag dat ik nodig heb is te groot om daarvoor op geen enkele manier het recht te hebben dat helemaal aan u te vragen.
Maar 250 frank, die ongetwijfeld twee grote Variété artikelen vertegenwoordigen, en die u heeft, daarmee zou ik wellicht mijn schuldeiser een paar dagen kunnen laten wachten.
Staat u mij alstublieft toe, om erg aan te dringen, alsof het een ernstige zaak betrof, en het niet over erkenning te hebben. Dat is de manier van degenen die vergeten.
Uw toegewijde
Ch. Baudelaire.
Het is niet vreemd dat ik u kwel om iets van mij te proberen bij La Presse.
Ik heb wel andere dingen in mijn hoofd dan de Poèmes en de Villemain.
Alles zou in stukjes kunnen. Ik heb twee nieuwe titels gevonden:
Fusées en Suggestions.
Soixante-six Suggestions.
Eergisteren wist ik nog niet dat ik u zo zou moeten gaan aanvallen.
Doe wat u kunt, niet om me uit de ellende te halen, maar om het elastiek wat te rekken.
Ik heb nog wat kopij hier thuis liggen maar ik zou die wat uitgebreider hebben willen maken.
Ik zal vandaag bij u langs gaan.