Charles Baudelaire aan Arthur Stevens. Parijs, 21 april 1864.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN ARTHUR STEVENS
Parijs, 21 april 1864.

 

Beste Arthur,

    Ik dank u uit de grond van mijn hart voor uw mooie brief.
Ik heb nooit aan uw hart getwijfeld, net zo min als aan uw hoofd.
Niet meer dan aan die van mij. Mijn grappen over uw onnauwkeurigheid zijn alleen maar het bewijs dat wat ik zo bij anderen haat, met name mijn eigen zonden zijn.
Daarin lijk ik toch wel op alle andere mensen.

    Die kleine affaire begint nu eindeloos te worden.
Mijnheer De Mot heeft me al meerdere keren geschreven en nu veroorzaakt hij met die laatste brief een ongelooflijke schaamte bij me waar ik niet meer overheen kom.
U, uw broer (en nog wat andere mensen) hebben tegen me gezegd dat het bedrag voor de lezingen 200 frank was.
Anderen zeggen me dat het maar 100 was, 60 zelfs maar. Haal me daar uit.
Ik zal me bij voorbaat neerleggen bij uw beslissing die u samen met de heer De Mot heeft genomen.
Om me te onttrekken aan het vervelende overleggen, zal ik vertrekken zonder uw antwoord af te wachten.

    Ik ben ziek in mijn lichaam en ook in mijn wilskracht.
Ik moet van plaats veranderen.
Ik wil in Brussel werken als een Demon.
Ik wil er mijn Spleen de Paris afmaken en mijn Contemporains.
Als het te laat is om mijn tien of twaalf lezingen in Brussel te gaan geven, zal ik later wel naar Antwerpen gaan, waar, naar men zegt, het lezingenseizoen langer duurt.
Maar het is niet nodig om daar over te praten.

     En ik moet ook mijnheer Lacroix zien aan wie Victor Hugo misschien(!) een brief heeft geschreven voor mij.

Bedankt,

Uw toegewijde,

Met veel genegenheid,

Charles Baudelaire.

Ga meteen naar die meneer, die zal wel heel verbaasd zijn over mijn stilzwijgen.

U hoeft me niet te antwoorden. Ik vertrek zondag om 5 uur. Dan ben ik dus om 11 uur ’s avonds in Brussel.
Ik hoef u niet te vertellen dat ik niet op uw antwoord wacht.
Die heren, die weten niet dat er meerdere zaken me naar Brussel roepen, die zullen wel denken dat ik alleen maar voor hen daarheen ga.

  Inhoudsopgave     Volgende brief