Charles Baudelaire aan Auguste Poulet-Malassis. Parijs, 23 april 1860.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN AUGUSTE POULET-MALASSIS
Parijs, 23 april 1860.
Wat een betreurenswaardige brief.
Zelfs de Revue Internationale heeft me nog niet zo vernederd met haar domheden als u met de mijne. Ik bespreek uw brief woord voor woord.
1e Uit de vrouwenwereld, mundi muliebri. - hoe durft u mij dit bizarre genitief toe te dichten?
Denk eens terug aan de Sultan, die gebruikt werd om de bewondering uit te drukken voor een prachtig slanke vrouw van een Florentijnse schoonheid.
Hoe komt het dat u niet hebt kunnen vermoeden dat Calonne, die een betweter is, gezegd moet hebben (nadat het afgedrukt mocht worden): “Wat is die Baudelaire dom! Hij denkt dat de uitgang van een ablativus meervoud (bonis) een genitivus enkelvoud is, die altijd op -i eindigt.”
Wat betreft de rest van uw kritiek, daarop kan ik antwoorden met het werk van mijn verbeelding dat ik verricht heb, en dat de intelligente lezer moet uitvoeren: om welke reden houdt een kind zo veel van zijn moeder, zijn dienstmeid, of zijn oudste zuster?
Ziet hij die alleen als het wezen dat hem voedt, zijn haar kamt, hem wast en hem wiegt?
Maar het gaat ook om de knuffels en de sensuele wellust.
Voor een kind drukt dit zich uit zonder dat de vrouw dit weet, door alle graties van de vrouw.
Hij houdt dus van zijn moeder, zijn zus, zijn kindermeisje, vanwege het aangename gekietel van satijn en bont, om de geur van haar hals en haar haren, om het gekletter van de sieraden, om het geritsel van de linten, etc., om al dat mundus muliebris vanaf het hemd en dat zelfs gaat tot de meubels waarin de vrouw de afdruk van haar geslachtsdeel zet.
Dus, ik heb gelijk. Dus, ik heb geen fout in het Latijn gemaakt.
“Maar,” zegt u, “u maakt wel een fout in het Frans met uw monde féminin, uw vrouwenwereld.”
Dat klopt, en om te bewijzen dat ik het bewust en met opzet weloverwogen heb gedaan, onderstreep ik monde.
En omdat er in werkelijkheid ook iets van waarheid in uw kritiek schuilt, probeer ik u tevreden te stellen door een wijziging aan te brengen, en ik verzoek u dan ook me te laten weten of u daar tevreden over bent.
(Ik vraag om een nog een proefdruk, om me de tijd te geven met Sasonoff, Fowler of wie dan ook, mijn noot van de necrologie over de Quincey te verifiëren. Morgen maak ik de farmaceutische noot en dan kan ik u vertellen hoe de kwestie van de af te geven exemplaren is opgelost.)
Om terug te komen op die zogenaamde fout, die heeft geen betrekking op mundi, die heel goed vertaald is in de vaarafgaande zinnen met atmosfeer, geur, borst, knieën, haar, kleding, balneum unguentatum.
Ik zeg dat dat geen betrekking heeft op een mundus dat wereld vertaalt, maar op wereld dat mundus interpreteert.
2e Wat de rest betreft, dat is echt erg. Het lijkt me erg sterk dat ik gezegd zou hebben dat voedsel, -pâture- een dorst zou kunnen lessen, en dat ik een God ben die heb.
Mijns inziens zal iedereen dat kunnen zien, en dat Le Figaro daar zijn voedsel uit zal halen, en dat ik het boek nooit zal kunnen openslaan zonder juist op die enorme flaters te stuiten.
Acht u mij voldoende hoog om twee verbetervellen te maken?
En als u daarmee instemt, wilt u er dan voor zorgen dat er geen nieuwe fouten tussen de vier pagina 's komen te zitten van de verbetervellen.
Hierbij gevoegd het omslag.
Ik zal Guys schrijven om hem de noot te vragen van de Engelse kranten die het hebben over de Franse literatuur.
Een antwoord. Hoogachtend.
Charles Baudelaire.
Dus: God die heeft, en meedogenloze trek, als dat bij de rest van de zin past.
Op de rug: Charles of op zijn minst Ch.
U moet weten dat die twee verbetervellen, als u die wilt maken, plus die tweede druk onze verschijning niet zullen vertragen.
Het is verf, en niet geverfd.