Charles Baudelaire aan Auguste Poulet-Malassis. Parijs, 26 maart 1863.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN AUGUSTE POULET-MALASSIS
Parijs, 26 maart 1863.

 

Beste vriend,

    U bent net als alle verbannen mensen onrechtvaardig.
Eindelijk zal ik u gaan zien! Ik kom net bij de heer Guerton vandaan.
Maar met de toestemming sie ik van hem heb gekregen kan ik niet morgen bij u op bezoek, vrijdag, want dat is de familiedag.
Ik heb geprobeerd me te laten uitleggen hoe ik deze toestemming voor vrijdag geldig kon laten maken, maar ik heb de uitleg niet begrepen.

    Dus, ik kom dinsdag donderdag en zondag bij u, dagen die van mij zijn volgens de woorden van een deurwaarder van het paleis van justitie. Klopt het? Van 11 tot 2 uur?
Wilt u voor mij de puntjes op de i zetten, en kijk of u me kunt helpen om mijn toestemming voor bezoek om te zetten. Zeg iets tegen de gevangenisdirecteur.

    Maar goed, hoe zit het nu met uw affaire? Bij welke rechtbank?
Kan men totale vrijspraak krijgen bij een voorlopig vonnis?

    Poupart heeft “een gegriefd hart over uw affaire”.
Ik ben met de drukkerij in aanraking geweest omtrent de drukplaten. Ik denk niet dat ik ze zal gebruiken.
Voor het geval dat ik ze ooit wil gaan gebruiken, moet ik dan niet toch toestemming vragen aan uw curator?
Maar ach dat zijn zulke ordinaire bagatellen. Vertel me over u zelf, alleen maar over u.

Veel liefs.

C.B.

Antwoord snel.

  Inhoudsopgave     Volgende brief