Charles Baudelaire aan Champfleury. Parijs, 28 februari 1860.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN CHAMPFLEURY
Parijs, 28 februari 1860.

 

Beste Champfleury,

     Ik heb uw prospectus ontvangen. Volgens uw gewoonte had u weer een uitstekend idee. Het is zeker dat de roman in de literatuur en het plezier van de lezers, een veel aanzienlijker deel uitmaakt dan we ooit zagen.
Toch kennen we critici met een zeldzaam talent die veel tijd besteden aan het verslaan van alle domheden van kluchtschrijvers en weinigen onder hen doen hun best om tendensen, kleuren en diverse methodes van romanciers te beschrijven.
We hebben zelfs werken van dit genre gezien die echt opmerkelijk waren en van een zeer suggestieve kwaliteit, die onopgemerkt voor de critici bleven.
Er zijn op verschillende tijden Romanbibliotheken gesticht, meestal vrij slecht ingericht, maar die toch wel de universele smaak van de lezers dienden en vaststelden voor dit genre geschreven werk.
Maar een verzameling noten en kritieken over oude en moderne romanschrijvers zou ook niet onwelkom zijn.
Als u daarvoor zorgt dan zult u een belangrijk werk hebben vervuld. Ik beloof u niet mijn stipte medewerking, maar van tijd tot tijd kan ik wel voor u aantekeningen maken over schrijvers die me meer na aan het hart liggen dan anderen.
Ik zou nooit ergens méér plezier uit kunnen halen dan onder uw leiding te werken.

     Ik schrijf meteen naar mijnheer Wagner om hem hartelijk te bedanken.
Ik zal naar hem toegaan maar nog niet gelijk. Er zijn nogal wat trieste zaken die al mijn tijd vergen.
Als u hem eerder ziet dan ik, zeg hem dan dat het voor mij een groot geluk zal zijn om de hand te mogen schudden van een geniale man, die beledigd wordt door het hele gepeupel van frivole geesten.

Uw toegenegen,

Charles Baudelaire.

U mag, indien u dit gepaster vindt, de laatste regels uitwissen.

  Inhoudsopgave     Volgende brief