Charles Baudelaire aan Champfleury. Parijs, 6 maart 1863.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN CHAMPFLEURY
Parijs, 6 maart 1863.

 

Beste vriend,

    De sfinx en de vreemde man, dat bent u ook en u bent bizar op een natuurlijke wijze, want de kunst zou dat niet vinden.
Wel! U schrijft me een brief die u onaardig probeert te maken, omdat ik tegen u zeg dat ik niet houd van de slechte samenleving! Wel vriend, ik heb daar altijd al een gloeiende hekel aan gehad, schurkerij, domheid, misdaad, hebben misschien een aantrekkelijkheid die een paar minuten duurt.
Maar de slechte samenleving, die schuimkolken die aan de rand van de maatschappij ontstaan?? Onmogelijk.
U zegt dat mijn brief een verborgen betekenis heeft.
Ik zal u die betekenis uitleggen die, volgens mij, u juist direct in het oog zou moeten springen:

    Champfleury heeft een vrolijk en foppend karakter, waar ik maar weinig aan deelneem.
Champfleury heeft een komische wereld ontdekt vol met vrouwen zonder echtgenoot en met jonge meisjes die een man zoeken maar geen kans op trouwen hebben, met pedante dames die net doen of ze van filosofie houden.
  Champfleury weet net als ik dat een vrouw niet in staat is om ook maar twee regels van het catechismus te begrijpen.
Maar hij wil dat ik meedeel in zijn vreugde, en hij wil ook plezier hebben aan mijn schok met die dwaze vrouw.
(En toen heb ik u dus geantwoord dat ik bereid was om alles te doen om u te behagen, maar dat het me verveelde.)

    Dit is dan de verborgen betekenis.
Wat betreft uw kleine deugdenpreek aan het eind van uw brief, waarin u zo’n mooi loflied over uzelf zet, daar heb ik niets over te zeggen, behalve dan dat wanneer men zoveel goeds over zichzelf zegt, het niet erg gul is om er anderen mee te overladen.
Het is overduidelijk dat u een gelukkig man bent, gelukkig met uzelf, maar ik, ik ben dat niet, want ik ben altijd ontevreden over mezelf.

    Ik zou graag hebben dat ik van u tegen u mag zeggen dat er in uw brief ook een pesterig en rancuneus toontje zit dat, van u naar mij toe, op onze leeftijd, niet kan.
Wat! Het woord waardigheid windt u zo op, jegens een oude vriend!

    Alstublieft, kom zondag rond het middaguur naar me toe, want anders zal ik denken dat u het me kwalijk neemt.

Uw toegewijde,

C.B.

U houdt van komieke dingen. Lees dan eens het laatste onderhoud van Lamartine (over Les Misérables).
Het is amusante leesvoer wat ik u suggereer.
Omdat u zich teveel toespitst op sluwheid, verzoek ik u om geen enkel verband te zien tussen dit en mijn brief.

Antwoord me gelijk. Ik geef u de valse verklaring waar u om vraagt.

  Inhoudsopgave     Volgende brief