Charles Baudelaire aan Edmond Laumonier. Parijs, januari 1862.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN EDMOND LAUMONIER
Parijs, januari 1862.
Geachte heer,
Ik zou u oneindig erkentelijk zijn indien u uw neef zou verzoeken om in de collectie van La Presse (in een leeszaal die de collectie bezit) een kroniek van mij op te halen, L’Ange du bizarre, en het te over te schrijven.
Het is zeer dringend. Ik zou het maandag graag willen hebben.
Het handschrift van uw neef is goed, maar er zaten zoveel spelfouten in Poèmes en prose, dat ik veel tijd nodig heb gehad om ze te corrigeren.
Alstublieft, ik verzoek u hem ervan te overtuigen dat een kopie vol met fouten een heel groot correctiewerk betekent voor de auteur en dat men moet kopiëren als iemand die alles begrijpt.
Hoogachtend,
Ch. Baudelaire.
De kroniek in kwestie moet ergens liggen tussen midden 1859 en midden 1860.
AAN EDMOND LAUMONIER
Parijs, januari 1862.
Ik heb u juist gisteren gezegd dat alles gekopieerd moest worden, omdat het door de typografische opstelling van een kroniek niet makkelijk is om correcties toe te passen.
C.B.