Charles Baudelaire aan Étienne Carjat. Parijs, 6 oktober 1863.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN ÉTIENNE CARJAT
Parijs, 6 oktober 1863.
Beste Carjat,
Manet liet me zojuist de foto zien die hij naar Bracquemond bracht, ik wilde u daarmee feliciteren en daarvoor bedanken. Het is niet helemaal perfect, omdat die perfectie onmogelijk is, maar ik heb zelden zoiets moois gezien.
Ik schaam me dat ik u zoveel vraag, en ik weet niet hoe ik u kan bedanken.
Maar als u het cliché niet vernietigd heeft, wilt u er dan een paar afdrukken voor mij van maken. Een paar, dat wil zeggen wat u kunt.
En, als u mij indiscreet vindt, sta ik er op dat u mij dat zegt, - maar niet al te hard.
Manet heeft me net een nieuwtje aangekondigd dat ik nooit zou verwachten.
Hij gaat vanavond naar Holland, waar hij zijn vrouw gaat ophalen.
Maar hij heeft toch wel wat excuses daarvoor.
Want het zou zo zijn dat zijn vrouw mooi is, heel lief, en een groot kunstenares.
Zoveel schatten in één vrouwelijk persoon, is dat niet monsterlijk?
Antwoord alstublieft, als men u kan vinden.
Uw toegewijde,
Charles Baudelaire.