Charles Baudelaire aan Madame Aupick. Parijs, 10 augustus 1863.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN MADAME AUPICK
Parijs, maandag 10 augustus 1863.
Lieve moeder,
Ik zit vol zorgen en boodschappen die ik moet doen. Je moet me geen verwijten maken omdat ik je een heel korte brief schrijf.
De grote affaire gaat niet door, of liever, is uitgesteld.
Ik was in handen van schurken, en omdat er overal schurken zijn, heb ik nog liever met Michel Lévy te maken, en direct met hem te onderhandelen. Hij komt de 25e terug.
De affaire van de openbare conferenties is uitgesteld naar november.
Ik kreeg een brief van de heer Vervoort, de voorzitter van de Kamer van Gedeputeerden, en president van de Club der Kunsten, die mijn aanbod voor november in behandeling heeft genomen.
Toch denk ik dat ik vrijdag of zaterdag naar België ga, om artikelen te gaan schrijven voor L’Indépendance belge maar vooral om mijn onderbroken boeken af te maken.
Ik heb een hekel gekregen aan Parijs en aan Frankrijk.
Als het niet om jou was, zou ik er nooit meer terug willen komen.
Als ik vrijdag wegga, kom ik weer naar Parijs als ik zaken in België heb aangeknoopt, ik ga de affaire Poe met Michel behandelen, en ik kom naar Honfleur om de tijd tot november af te wachten.
Geen verwijten, alsjeblieft. Het schijnt dat mijn schoonzus een zwak karakter heeft.
Maar wie heeft dat nu niet, een zwak karakter, op de één of andere manier?
Het spreekt voor zich dat als ik zaterdag in Brussel ben, ik zal beginnen met je te schrijven.
Ik omhels je van verre, in afwachting van.
Charles.