Charles Baudelaire aan Madame Aupick. Parijs, 13 december 1862.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN MEVROUW AUPICK
Parijs, 13 december 1862.

 

    Hoe komt het dat het zo moeilijk is om je moeder een brief te schrijven, en dat het zo zeldzaam gebeurt?
Iets dat zo eenvoudig is en zo teder.
Maar het is ook zo moeilijk om iets goeds te doen wat tegelijkertijd een plicht is.
En de opeenhoping van zorgen die groter worden met de jaren verhindert je om alles te bevredigen wat je als plicht beschouwt en zelfs als iets aangenaams.

    Toch, lieve moeder, voor alles, voor alles, hoe gaat het met je?
Als je mijn gedachten op afstand kon lezen, wat zou je dan vaak tegen jezelf zeggen: mijn zoon denkt weer eens aan me!
Maar dat zijn allemaal maar woorden en poëtische veronderstellingen. Je hebt liever dat ik mijn geestdrift aan je bewijs.

    Wat was je wreed tegen me in één van je laatste brieven! Die wrede 500 frank!
Het enige serieuze feit wat me in jouw brief opviel was steile klif. Maar ik ga er altijd van uit dat je wel veel zult vermoeden.
Kon ik weten dat ik zoveel tegenslagen op mijn dak zou krijgen toen ik het plan van mijn vertrek maakte?
Bijvoorbeeld het failliet gaan van Malassis, waar je ongetwijfeld over gehoord hebt, waar ik bijna bij betrokken zou zijn geweest en dat mijn leven sowieso helemaal omgooit.
Ik ben 5000 frank schuldig. Ik heb besloten om dat voor justitie verborgen te houden, zodat ik ze later aan Malassis kan geven of aan zijn moeder.
En dan Les Fleurs du mal en de Paradis die zomaar worden overgelaten aan het lot van wat de gek ervoor geeft!
Maar daar snap jij helemaal niets van.

    Ik ben mijn brief verstomd begonnen en heb het papier verkeerd om genomen, waardoor ik het nu met pagineren voor jouw gemak.
Een bijgelovige zou hierin een slecht voorteken zien.

    Ik heb je wat boeken gestuurd om je te vermaken. Goede boeken. De Brieven over dieren (behalve het voorwoord van die imbeciele dokter) en Le Neveu de Rameau, die je misschien wel kent, zijn erg goed.
Maar je hebt helemaal niet vermoed waarom ik je Les Poètes français had gestuurd.
Dat was helemaal niet zoals jij dacht om je oude dingen van mij te laten zien, maar dat was om je het artikel te laten lezen dat Gautier over mij had geschreven, dat wil zeggen het gedeelte dat aan mij was gewijd in de geschiedenis van de poëzie.
Dat heb je misschien niet gezien. En die spionnen van je?
Wat zullen we daarover zeggen?
Wat een idioten! Men zei tegen je dat ik vrolijk was. Nooit. Is het mogelijk? Of dan ben ik dat om mensen bang te maken, om snel van mensen af te zijn. Zeiden ze tegen je dat ik goed gekleed was? Nog maar een week geleden heb ik mijn lompen weg kunnen gooien.
Zeiden ze tegen je dat het goed met me ging? Geen enkele ziekte die ik heb is al genezen.
Noch de reuma, noch de nachtmerries, noch mijn angstaanvallen, noch die vatbaarheid die ik heb om elk geluid in mijn maag te laten doorbonken.
En vooral de angst niet, de angst om ineens dood te blijven.
De angst om lang te moeten doorleven, de angst dat ik jou zie sterven, de angst om in te slapen, en de verschrikking om wakker te worden.
En dan die lethargie die maar voortduurt waardoor ik maandenlang de meest urgente dingen voor me uitduw, - bizarre ziektebeelden, en, ik weet niet hoe, die versterken mijn haat jegens iedereen.

    Maar vertel me over jezelf, in detail, vooral over je gezondheid.

    Alweer een hele tijd geleden, ten tijde van die 500 frank, ben ik, in mijn eentje, natuurlijk, naar Versailles gegaan.
Ik ben gek op Versailles en op de Trianons. Dat zijn goede eenzame oorden. De hele weg lang moest ik aan jou denken, want wij hadden een paar jaar geleden dezelfde route gelopen, vanaf de rue d’Amsterdam tot aan Saint-Cloud, meen ik.
Jij kwam toen uit Madrid of Constantinopel.
Ik herkende de uitzichten waar jij toen met je gebruikelijke hoogdravendheid riep: “O wat mooi!” En daarna:
Maar jij voelt die schoonheid van de natuur niet, daar ben jij nog te jong voor.”

    Want zo praat jij. De gewassen van Trianon hebben me helemaal verblind.
En toen stelde ik me voor dat ik daar met jou was, ik zag je voor me, echt bij me, en je maakte een soort grimas die ik zo goed van je ken, en je zei tegen me:
Wat is dat allemaal mooi.
Maar zie je, jongen, ik vind mijn eigen tuin eigenlijk veel leuker.”
Lieve moeder, ik zou je zo graag aan het lachen maken.

    Nu, lieve moeder van me, vertel me maar veel over jezelf.

    Ik zit midden in een enorme geweldige affaire maar ik weet niet hoe ik die tot een goed einde moet brengen.
Iedereen weet dat ik onder druk sta van die schulden.
Ik denk dat mijn keel zal worden doorgesneden.
Als ik je over een week schrijven kan: alles is af en goed gedaan, dan kun je rekenen op mijn aanwezigheid en op een aangenamer leven.

    En als jouw verbeeldingskracht je wel kan laten raden wat ik moet doorstaan, denk dan aan de Raadsman van Toezicht.
Wil je mij daarin laten sterven?

Veel liefs.

Charles.

  Inhoudsopgave     Volgende brief