Charles Baudelaire aan Madame Aupick, Parijs, 27 februari 1858.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN MADAME AUPICK
Parijs, zaterdag 27 februari 1858.
Ik wil absoluut dat je weet aan wat voor man je me hebt overgeleverd.
Die affaire van vanochtend is heel erg. Maar hier is er nog een:
Een paar maanden geleden heb ik hem gevraagd om een brief voor iemand van wie ik iets moest krijgen.
Hij stuurde me toen een verzegelde brief.
Omdat ik zijn lompheid ken, heb ik de verzegeling met warm water nat gemaakt, en de brief gelezen, en daarin las ik (met wat een walging!), dat hij mooi aan die persoon opdroeg niet te doen wat ik hem vroeg.
Ik verzegelde die brief netjes opnieuw, en ik stuurde hem terug, en ik schreef hem dat wanneer ik een brief met referentie aan mijn vrienden stuurde, ik die dan altijd niet verzegeld stuurde, dat het mijn gewoonte was, - en dat ik me daarbij excuseerde om hem een dergelijke les te lezen.
Dit gemene verhaal kwam net weer bij me boven in mijn geheugen.
Ik moet echt een voldoening hebben: mijn woede laat me alleen maar een beetje los zodra ik die voldoening heb gekregen.
Liefs.
Charles.
Ik ga dit walgelijke avontuur aan mijnheer Jaquotot vertellen, want hij is immers bij deze zaak betrokken.
Ik wil die imbeciel onteren, en ik wil dat iedereen weet van wie ik al zolang het slachtoffer ben.