Charles Baudelaire aan Madame Aupick. Parijs, 3 april 1861.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN MADAME AUPICK
Parijs, 3 april 1861.

 

Voor vandaag, bedankt, bedankt, bedankt.

    Mijn verbazing was groot toen ik het cijfer 300 zag, terwijl ik nog wel in beginsel de intentie  had om zelfs die 200 te weigeren.
En toen dacht ik bij mezelf: hoe kan mijn Moeder, die zo arm is, het toch voor elkaar krijgen dat ze nooit leeg raakt?

    Hierbij een zeer stom artikel: altijd weer het fatsoen.
Wat heeft het dan toch voor zin gehad dat ik zo vaak in mijn boeken heb uitgelegd dat fatsoensmoraal vreemd was aan het schone?

    Hier is ook de Wagner. Stuur hem gelijk terug zodra je hem gelezen hebt.
Er zitten correcties in, zoals je ziet. Hij moet onmiddellijk in brochurevorm verschijnen, met een supplement.
Maar dat supplement is nog niet af. En ze eisen hem vandaag.

    Alsjeblieft, praat me niet meer over Cardine.
Ik stem ermee in dat ik verder geen excuses meer hoef van hem.

    Je brief vraagt om een lang antwoord. Ik ben erdoor geraakt. Ik verzeker je dat ik verloren ben, echt verloren.
Er van uitgaande dat ik nog mag leven, dan zie ik een toekomstbeeld van lange jaren zonder plezier, zonder rust, en zonder werk.

    Je moet het me vergeven dat ik vandaag zo kort ben.
Je raadt wel waarom. Veel liefs en bedankt nogmaals.

Charles.

  Inhoudsopgave     Volgende brief