Charles Baudelaire aan Madame Aupick. Parijs, 31 december 1863.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN MADAME AUPICK
Parijs, 31 december 1863.
Lieve goede moeder,
Er is niets onaangenamer dan aan je moeder te schrijven met je ogen op de klok gericht.
Maar ik wil dat je morgen een paar woorden van affectie krijgt en een paar goede beloftes, waarvan je maar moet geloven wat je wilt.
Ik heb de vreselijk slechte gewoonte om alles wat ik moet doen tot morgen uit te stellen, zelfs de leukste dingen.
Zo heb ik ook vele jaren lang het afmaken van zoveel belangrijke dingen naar de volgende dag verschoven, dat ik me vandaag de dag in zo’n belachelijke situatie bevind, even pijnlijk als belachelijk, ondanks mijn leeftijd en mijn naam.
Nooit werd ik zo getroffen door de eindejaarsplechtigheid als dit keer.
Daarom ook, ondanks de enorme afkortingen van mijn denkbeelden die ik toepas, zul je precies begrijpen wat ik zeg: dat ik je smeek om ervoor te zorgen dat het goed met je gaat, goed voor jezelf te zorgen, zo lang als je kunt te blijven leven, en me nog even wat van je welwillendheid te gunnen.
Alles wat ik ga doen, of alles wat ik dit jaar (1864) hoop te gaan doen, had ik al moeten en kunnen doen in het jaar wat net voorbij aan het gaan is.
Maar ik word aangevallen door een verschrikkelijke ziekte, die me nog nooit zo heeft vernietigd als dit jaar, en daar bedoel ik mee dromerij, slapte, ontmoediging en besluiteloosheid.
En ik beschouw nu echt een man die erin slaagt van een zonde te genezen oneindig veel moediger dan de soldaat of de man die zich in een duel gaat meten met een ander.
Maar hoe moet ik genezen?
Hoe kun je met wanhoop hoop maken, en hoe kun je met lafheid wilskracht krijgen?
Die ziekte, is die ingebeeld of reëel?
Is die reëel geworden nadat hij eerst denkbeeldig was?
Is dat het resultaat van een lichamelijk verzwakken, van een ongeneeslijke melancholie na zoveel jaren van schokkende ervaringen, zonder troost te hebben gehad bij eenzaamheid en ongelukkig voelen?
Ik weet het niet. Wat ik wel weet, is dat ik helemaal nergens zin meer in heb en vooral geen plezier meer hebben kan (dat is niet verkeerd), en dat het enige gevoel waardoor ik me nog voel leven is een vage wens om beroemd te worden, wraak te nemen en rijk te worden.
Maar, zelfs voor het beetje dat ik gedaan heb, heeft men mij zo weinig recht gedaan!
Ik heb een paar mensen gevonden die de moed hebben gehad om Eureka te lezen.
Het boek loopt slecht, maar daar kon ik op wachten.
Het is te abstract voor Fransen.
Ik ga dus weg. Ik geef mezelf nog vijf dagen, een week hooguit, om geld op te halen bij drie kranten, een aantal mensen te betalen, en in te pakken.
Als ik maar niet snel afkerig word van de Belgische reis zodra ik in Brussel ben!
Toch is het een ernstige zaak. De lessen die me maar een heel klein bedrag kunnen opleveren (1000, 1500 of 2000 frank) ervan uitgaande dat ik het geduld op kan brengen ze te houden, en de instelling leuk gevonden te worden door botteriken komen slechts op het tweede doel van mijn reis.
Het echte doel, dat ken je.
Het gaat erom om drie uitgaven van Variétés te verkopen en om goed te verkopen aan mijnheer Lacroix, een Belgisch uitgever.
Ik krijg de rillingen als ik denk aan mijn leven daar. Lezingen, proefdrukken uit Parijs corrigeren, proefdrukken van kranten, en proefdrukken van Michel Lévy, en behalve dat alles dan ook nog ondertussen mijn Poèmes en prose afmaken.
En toch heb ik het vage idee dat de nieuwe afwisseling van een verblijf daar me goed zal doen en me wat activiteit zal brengen.
Ik heb het teveel over mezelf gehad, maar ik weet dat je daar wel van houdt.
Schrijf me over jezelf, over je geest en over je gezondheid.
Ik had Hugo als medeplichtige willen nemen voor mijn onderneming.
Ik wist dat mijnheer Lacroix op een bepaalde dag in Guernsey zou zijn.
Ik had Hugo verzocht iets voor me te doen.
Ik heb net een brief van Hugo ontvangen.
Door de storm over Het Kanaal zijn mijn plannen verhinderd, en mijn brief is vier dagen nadat de uitgever was vertrokken aangekomen.
Hugo zegt dat hij dat middels een brief zal rechtzetten, maar niets is zo goed als praten.
Ik omhels je met heel mijn hart.
C.B.
Voordat ik vertrek zal ik je voor twee sous een nieuwjaarsgeschenk sturen, waarschijnlijk wel een boek naar jouw smaak.
Het is al uitgekozen.