Charles Baudelaire aan Madame Aupick. Parijs, dinsdag 21 mei 1861.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN MADAME AUPICK
Parijs, dinsdag 21 mei 1861.
Lieve moeder,
In een van je laatste brieven stonden beloftes en aanbiedingen die ik voor niets op de wereld zou aannemen.
Ik kan mijn moeder niet bestelen, en haar oude dag arm maken. Teveel opofferingen, dat vernedert me.
Nu moeten we het alweer over zaken hebben. Weet je nog dat ik je elke dag zou schrijven.
Maar elke dag zijn er ook deurwaarders, allerlei boodschappen en geregel, verzoeken om uitstel van betaling, en dan op het laatst ook nog wat werken!
Mijn hemel! Een dag is niet oneindig.
Jij had me gezegd dat Ancelle misschien iets zou kunnen doen.
Want hij zelf is bij me gekomen en heeft me zeer uitgebreid uitgelegd dat er niets aan te doen viel en dat hij niets kon doen.
Maar volgens jouw brieven schijnt het dat hij jou het tegenovergestelde heeft geschreven, of dat jij het tegenovergestelde had begrepen. Wat een ongelooflijk buitengewone tegenstrijdigheid!
Hij wilde dat ik naar hem toe kwam. Waarom? Ik weet het niet. Ik begreep dat ik maar moest treuzelen, laten traineren, en dat er gewerkt moest worden, en dat ik alles van het toeval moest laten afhangen!
Op de avond dat hij kwam, was het te laat voor hem om nog terug te gaan naar zijn gezin om te eten; toen heb ik hem mee uit eten genomen naar het restaurant. Dankzij zijn vreselijke onbeholpenheid was het onmogelijk om te dineren.
Hij werkte me zo op mijn zenuwen dat ik ruzie heb gemaakt met de cabaretier.
En hij liet die man komen (hij had hem nog nooit gezien) om hem te vragen…wat? … of hij Engels of Duits was, of hij hier al lang woonde, of de zaken goed gingen, etc. Die karaktertrek, die voor mij echt onverklaarbaar is, hoewel dat al zo vaak vertoond was, was onverdraaglijk voor me.
Ik begreep dat hij alle namen van de mensen met wie ik zulke ingewikkelde affaires heb uit me wilde lospeuteren, alleen maar om met hen te kunnen kletsen.
Hij vroeg me het adres van Jeanne want zij is weggevlucht uit Neuilly), maar ik heb geweigerd hem dat te geven. Wat wil hij daar dan ook nog eens gaan doen? Trouwens, misschien is ze wel dood.
Serieus, wat moet ik doen? Ik had je gezegd dat ik tot de 20e kon doen met het geld.
Ik kan eventueel nog tot de 24e ermee doen. Maar hoe moet ik geld van Ancelle loskrijgen?
Ik heb het nu alleen over de huidige urgente zaken. Ik vroeg 10.000 frank.
Jij zegt dat hij het verleden wil laten rusten, en me alleen het huidige bestaan vergemakkelijken.
Jij zegt 4.000; dat zou al veel zijn. Het was alleen het bedrag dat ik vroeg, aannemend dat ik ongeveer 1.600 zou verdienen voordat ik vertrekken zou.
Vanwege al die ontelbare boodschappen die ik moest doen, en alles wat er bij kwam, kon ik alleen het werk voor de man uit Londen maar afkrijgen, dat wil zeggen voor de waarde van 400 frank die ik moet aanvragen via het ministerie door de voorzitter van de Société des gens de lettres en de Franse Ambassade. Maar, het zijn geen maanden met 400 frank die ik moet maken. Ik moet ontelbaar veel meer verdienen.
Dus als Ancelle serieus echt iets wil doen dan zal ik geen 4.600 frank los willen peuteren, maar 5.600.
En in dat geval zal ik hem met rust laten tot 1 januari.
Er zijn zoveel gecompliceerde dingen (bezwaren tegen mijn salaris en inkomsten bij de kranten, delegaties die tenietgedaan moeten worden, beslagleggingen die opgeheven moeten worden, etc.) dat ik alles zelf wil doen, en per dag zal ik de geleverde stukken meebrengen in ruil voor geld.
Maar om hem te laten snuffelen in zaken en schulden die van een heel andere aard zijn dan die uit mijn jeugd, dan heb ik liever dat ik zelf verdraag wat het meest erge is.
Wanneer ik er van uitga dat de zaken zich zo zullen gaan voordoen, dan heb ik tien dagen aan geregel en heen en weer gereis voor de boeg. Weer tien dagen die ik niet aan de literatuur kan besteden.
Je zult wel verbaasd zijn dat ik zo wantrouwend ben, en DAT ER NOG NIETS GEDAAN IS, maar ik ken de man zo goed! HIJ IS MIJN VOORNAAMSTE VIJAND (niet uit slechtheid, dat weet ik).
Je zegt dat hij aanbiedt om het verleden schoon te wassen met het afstand doen van mijn inkomsten.
Die inkomsten zullen niet 200 frank bedragen, want ik zal toch ministens wel 300 frank per jaar moeten krijgen, want in mijn nieuwe situatie zal het me vast wel een keer overkomen dat ik geen geld uit Parijs krijg gedurende twee, drie, vier maanden.
Ik moet je zeggen dat ik het bedrag van mijn kapitaal en de inkomsten waar ik recht op heb, niet weet.
Die dingen zijn altijd verborgen gehouden voor me en men zei altijd tegen me dat het niet belangrijk was.
Even tussendoor gezegd, in jouw brieven staan nog meer fouten: niet 8000 frank zijn overgedragen, maar 4600.
Blanché heeft al geld ontvangen, van mij. En ik begrijp niets van de affaire Jacquotot.
Ik heb niets gestuurd naar Mme Jacquotot. Ik heb haar man Les Paradis, Les Fleurs en de Wagner toegestuurd, met 100 frank erin. Dacht ik maar dat ik ze had opgestuurd? Heb ik gedroomd? Of is die brochure kwijtgeraakt met de hele inhoud erin? Ik heb geen idee.
Echt een futiliteit die ik zal gaan uitzoeken. Maar momenteel gaat het om veel ergere dingen. (Laat het plezier aan mij om het zelf uit te zoeken.)
Die 1600 frank die ik gelijk wilde gaan verdienen gaan naar Honfleur toe, beetje bij beetje, want jij beweert (maar ik krijg me er toch een punthoofd van!) dat Ancelle al 4000 geeft. (Ongelooflijk! Ancelle die iets geeft!)
En uiteraard kan ik dan, als ik alle bezwaren en alle beslagleggingen en alle inhoudingen ongedaan zijn gemaakt, vruchtgebruik hebben van mijn artikelen.
Maar wat moet ik doen? Wat moet ik doen?
Moet ik er van uitgaan dat Ancelle leugens naar je schrijft, of komt het door de slechte gewoontes van zijn karakter dat ik voor mezelf verberg dat hij iets voor mij wil doen? Ach! Wat een aparte man!
In mijn huidige affaires zit noch woekerrente, noch spilzucht.
Er zitten eerlijke uitgaven bij die niet betaald zijn en die betaald moeten worden. Er zijn ingewikkelde literaire zaken, er zijn terugbetalingen, waarvoor in plaats van ik anderen vervolgd worden, door mijn schuld. Ik wil alles zelf regelen.
Een van mijn vrienden moet bijvoorbeeld (en hij zou zelf trouwens absoluut weigeren om naar Ancelle te gaan) 1000 frank hebben voor de 24e ’s avonds.
Jouw 500 frank en Blanché zitten in mijn berekeningen inbegrepen. 4000 is net genoeg voor alles, min de kleinere schulden, heel klein, zoals kleding, spullen, kleine schulden van vrienden en reservegeld voor de rest van het jaar.
Ik heb het plan om ook geld achter te laten in Parijs voor een paar schulden die pas betaald kunnen worden op de vervaldatum na mijn vertrek, als ik al ooit vertrekken zou.
Want ik vertrouw niets en niemand (behalve jou).
Ik had daarnet de kwestie van het verleden aangesneden.
Ik zal bijna het geheel van mijn geld aan Ancelle overdragen, en hij zal niets betalen, daar ben ik van overtuigd.
We halen samen met zijn tweeën geld bij elkaar en dan kies ik zelf een echte zaakwaarnemer uit.
Niettemin zal ik hem toch bijna al dat geld overdragen om jou welwillend te zijn en om hem niet te beledigen.
(Een van mijn vrienden heeft zojuist een groot succes behaald bij het theater.
Ik was getuige van een scène met schuldeisers vol lering: 1500 frank die vijftien jaar geleden geleend zijn, zijn nu 3000 geworden.
Oh! Dat wordt nog wat voor mij! Ervan uitgaande dat zo’n mooi kapitaal ooit ook mij bereikt!)