Charles Baudelaire aan Madame Aupick. Parijs, ongeveer 15 januari 1862

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN MADAME AUPICK
Parijs, ongeveer 15 januari 1862

 

Lieve moeder,

    Ik heb de post van Honfleur altijd al gewantrouwd.
Toch weet ik niet of het mankement in Parijs of in Honfleur is geconstateerd.
Bij de laatste brief heb ik me natuurlijk wel vergist, ik bedoel, ik was toen verstrooid. Op de voorlaatste, die lange, zaten vier postzegels van 2 sous, dus 8 sous.
Jij hebt een supplement betaald van 16 sous, totaal 24 sous. Is dat nu echt mogelijk?
Zij zou dan dus net zoveel hebben betaald als Le Boulevard waarvoor jij 24 sous hebt betaald en die, waarom weet ik niet, men als brief heeft willen beschouwen?
Dit is nog duisterder.
Elke grote krant wordt gefrankeerd met één sou. Le Boulevard is maar een velletje net als La Presse  of Le Siècle, in tweeën in vieren of in achten gevouwen. Echter, deze was gefrankeerd met een postzegel van 2 sous, dat een sou teveel is. En hij kost bij aankomst 24 sous aan supplement.
En wordt dus beschouwd en betaald als brief. Waarom? Dat moet je aan de postbode vragen, de eerstvolgende keer dat hij bij jou komt, vooral als je de krant hebt gehouden. Dan zul je de verklaring daarvoor krijgen, en dan vertel je het aan mij.

    Let goed op dat Le Boulevard niet in een enveloppe maar in wikkel was verzonden, en gefrankeerd was als drukwerk, en met 2 sous één teveel.
Ik weet zeker dat in die provinciaalse kantoortjes massa ’s van die foutjes zitten.

    Stuur me geen brief voor de heer Guizot. Ik zal hem van mijn bezoek verwittigen via zijn zoon, met wie ik bevriend was.

    Het werk waarover ik het had roept: Constantin G., zedenschilder.
Men heeft me beloofd dat het binnenkort in L’Illustration zal verschijnen, dat is een krant waar je alleen maar afbeeldingen ziet, daarin staat geen tekst om te lezen.
En het zal in vier stukken gehakt worden.

    Ik ben zeker niet afgestapt van mijn plan om me terug te trekken, evenmin van het plezier je af en toe wat geld te sturen, maar eerst moet deze crisis wat gekalmeerd worden.

    Ik ga een vreselijke maand tegemoet, met al die schuldeisers in mijn maag, en de noodzaak te moeten werken.
Ik moet de mensen iedere dag zien te kalmeren, elke dag werken, mijn bezoeken afleggen, en uiteindelijk mijn werk plaatsen en er gelijk voor laten betalen. Dit alles vergt een grote standvastigheid van karakter, en geen ontspanning.

    Mijn gezondheid? Vraag je. Nog steeds hetzelfde.
Een robuuste gezondheid, die ieder moment doorkruist wordt door pijnen en zenuwzwaktes.
Ik ben er achtergekomen dat die angsten, bange momenten, het slechte slapen en zelfs die pijn in mijn nieren samengingen met spijsverteringsproblemen.
Dat zijn mijn beperkte ontdekkingen. Maar zo’n  aanval gebeurt twee van de drie dagen.
Ik schrijf je ongetwijfeld zondag weer en dan zeg ik je of er nieuws is.

    Ik stuur je twee feuilletons waar het niet over mij gaat, maar waar die ik erg grappig vind.
Ik ga er van uit dat jij er ook om moet lachen.
Ik frankeer ze met 2 sous, dat maakt 1 sou per krant, wat iedereen betaalt, wat de heer Émon betaalde, toen hij je de krant opstuurde.

Veel liefs en nogmaals bedankt.

Charles.

AAN EDMOND DURANTY
Parijs, [1861-1862.]

 

Duizend maal pardon voor deze ellendige manier om het u zo te overhandigen.

De armoede duurt voort.

C.B.

  Inhoudsopgave     Volgende brief