Charles Baudelaire aan Madame Sabatier. Parijs, 4 maart 1860.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN MADAME SABATIER
Parijs, 4 maart 1860.
Beste vriendin,
Dit is spelen met het ongeluk. Ik heb u gisteren niet geantwoord, terwijl ik zeker dacht te weten dat ik vanavond bij u zou langskomen, en vandaag, net als zovele zondagen, overkomen me zulke vervelende dingen dat ik me vandaag opsluit als een wild dier.
De ene keer is het de vermoeidheid, waardoor ik meteen naar bed moet, de andere keer weer is het mijn werk.
Vorige zondag was het (lach niet, en vertel niet verder wat ik u nu ga toefluisteren) een afgrijselijke angst voor het feit dat ik Feydeau moest spreken over zijn laatste roman.
Mocht u denken dat ik nooit aan u denk, dan vergist u zich hevig.
En ik zou het u vaker zeggen, als u niet zo’n gemene blik naar me had geworpen. Gisteren wilde ik u een album naar u komen brengen dat ik apart had laten leggen voor u, maar ik wilde het liever even laten wachten, en nog wat andere afdrukken laten maken. Ik vond ze niet mooi genoeg. Er worden andere afdrukken gemaakt, of ze gaan mooiere zoeken uit een vorige druk.
Wilt u mij alstublieft een grote dienst bewijzen door vanavond tegen Christophe te zeggen dat hij absoluut morgenavond, maandag, bij me moet komen eten in het hotel de Dieppe. Dat moet echt.
Wist u dat de ongelukkige señora Martinez in lyrische cafés rolde, en dat zij een paar dagen geleden nog in het Alcazar zong?
Ik ben zo ongelukkig, heb zoveel problemen, dat ik iedere afleiding ontvlucht.
Ik heb zelfs laatst, hoe graag ik hem ook wil leren kennen, een alleraardigste uitnodiging van Wagner afgeslagen.
Ik vertel u nog wel een keer wat dat allemaal betekent.
Hartelijke, en met uwe permissie, vriendelijke groeten.
C.B.