Charles Baudelaire aan Malassis. Parijs, 20 december 1860.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN AUGUSTE POULET-MALASSIS
Parijs, 20 december 1860.

 

Beste vriend,

    Ik had de intentie om morgenochtend de 21e bij u langs te gaan.

    Een regelrechte ramp. En het ergste is nog, dat het onbegrijpelijk is.

    En toch door wat moeite te doen vind ik in mijn aantekeningen het bewijs dat ik 5 december (of de vierde) Gélis een wissel heb gegeven van de Calonne (370) plus 100 frank en dat ik hem gezegd heb dat ik hem verzocht dit aan te nemen voor de wissel van de volgende dag.

    (Dus die wissel is in Alençon terechtgekomen.)

    Ik heb aangedrongen en gezegd dat ik de vorige wissel terug wilde, en men bleef me maar zeggen dat er niemand was geweest.
(Maar, bizar toch, ik heb uiteindelijk in een enveloppe (van de loopjongen van Gélis, of van de loopjongen van de Calonne, weet ik veel) een in tweeën gescheurde wissel van de Calonne gekregen.) waarschijnlijk heb ik door dat naarstige zoeken niet kunnen natrekken of het bedrag en de datum wel dezelfde waren als die ik opeiste.
Maar wat kon die enveloppe nou betekenen?

    Zodoende heb ik een vervanging bij een bankier laten maken aan wie ik niets hoefde te vragen, en hij heeft de vervanging geaccepteerd, de wissel, het geld, alles, - en dat alles bestemd voor iemand anders.

    Dit is dus de enige verklaring die ik kan vinden.

    Het is tevens overduidelijk dat de loopjongen van de Calonne een imbeciel is die me had moeten waarschuwen.
Hij heeft toch op zijn minst een kaart van de deurwaarder moeten krijgen.

    Wat moet ik nu doen?

    Ik weet niet of ik het bonnetje van die vervanging nog heb. Ik ga het opzoeken.

    Ik herinner me nu dat ik het aan de Calonne heb gegeven.
Dat houdt uiteraard dan in dat de heer Gélis me 370 frank schuldig is aan de ene kant en 100 frank aan de andere kant, als ik er in slaag om hem te bewijzen (dat moet nu heel makkelijk zijn ) dat hij de 5e voor mij niets heeft teruggestort.

    En die weigering van Gélis aan u, dat is ook heel erg bedreigend zeg !

    Ik wilde u een lange brief schrijven om u uit te leggen hoe ik het denk te gaan aanpakken voor 10 januari, maar ik ga liever bij u langs.

    U vertelt me niet of ik u moet schrijven en bij u langs moet gaan, naar de rue des Beaux-Arts of de passage Mirès.

    In uw laatste regel staat wel een heel hard verwijt. Ik ben niet alleen heel ongelukkig, maar u weet toch ook dat ik erg lijd onder het feit dat u problemen heeft door mij.

    Wat heeft het voor zin om me steeds maar weer te verwijten dat u een schuld heeft gemaakt voor mij - die een zorg minder zou zijn indien uw broer niet was verdwenen, en bijna helemaal niet bestond als ik een paar maanden rust zou krijgen?

Uw toegewijde,

C.B.

  Inhoudsopgave     Volgende brief