Charles Baudelaire aan Mme Aupick. Neuilly, 1 januari 1861.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN MADAME AUPICK
Neuilly, 1 januari 1861.
Lieve moeder,
Het is onmogelijk om op de eerste dag van een nieuw jaar geen zwaar sombere gedachten te hebben over de afgelopen jaren en dan niet te denken: ach! Kon dit nieuwe jaar maar een beetje geluk brengen!
Ik voeg dit hier aan toe: ik smeek je om er al het mogelijke aan te doen om gezond te blijven, levendig en actief.
Ik woon nu sinds twee weken hier (rue Louis-Philippe nr. 4), en zoals gewoonlijk ben ik erg ongelukkig.
Interpreteer het woord maar meer voor de geestelijke vorm dan voor de lichamelijke.
Ik ben dan ook weer teruggekomen bij mijn oude wens, die is dat ik voorgoed in Honfleur kom wonen, behalve een week per maand (ik kan niet zonder Parijs, vanwege zaken) en dan mijn uitgaven per dag te betalen.
Want, en de redenen daarvoor zal ik je misschien nog vertellen, ik keer waarschijnlijk niet meer terug naar Neuilly.
Ik heb niet op je brief geantwoord. Wat moest ik dan antwoorden?
Je weet toch dat ik zwaar lijd aan lichamelijke en spirituele kwellingen. Dat ik alleen maar zorgen heb - en dan kom jij daar nog bij met beledigingen. Als beledigingen nou nog iets geniaals opleverden!
Ik smeek je, denk aan de Gerechtelijk Raadsman!
Dat vreet aan me, al zeventien jaar. Je zou niet geloven noch kunnen begrijpen hoeveel kwaad dat me gedaan heeft op alle gebied. Wat ik je vertel staat je verstand misschien tegen.
Hoe het ook zij, dat is momenteel onvermijdelijk.
Voordat ik mijn spullen ga pakken (en dat zijn er nogal wat) moet ik de orkaan van 10 januari wat kalmeren, en twee artikelen ophoesten die bedoeld zijn om me geld te verschaffen dat ik nodig heb om te vertrekken.
Ik kan dus (op voorwaarde dat de dingen opgelost worden zoals ik ze in mijn hoofd heb) mijn vertrek van de 15e tot de 20e voorbereiden. Ondanks je absurde verbod neem ik je nieuwjaarsgeschenk mee.
Les Fleurs du mal zijn af. Ze zijn nu bezig met de omslag en het portret.
Er zitten vijfendertig nieuwe gedichten in, en alle eerste gedichten zijn allemaal grondig herzien.
Voor het eerst in mijn leven ben ik bijna tevreden. Dit boek is bijna goed, en het zal blijven, dit boek, en dienen als blijk van mijn afschuw en haat jegens allerlei dingen.
Hoe gaat het met je? Je kunt me geen groter plezier doen dan me te vertellen dat het goed met je gaat.
Heb je het eigenlijk koud?
En die klif?
Heel veel liefs,
Charles.