Charles Baudelaire aan Mme Aupick. Parijs, 29 maart 1861.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN MADAME AUPICK
Parijs, vrijdag 29 maart 1861.

 

    Ondanks alle drukte wilde ik deze dag vandaag aan jou wijden.
Maar het is nu al vijf uur, en omdat je het met Pasen rustig wil houden, kunnen mijn verhalen vol ongeluk nog wel twee dagen wachten. Trouwens, ik weet, omdat ik het wil, dat het binnenkort afgelopen is.

    Samenvattend zeg ik je alleen maar dat er in je laatste brieven alleen maar waanzin staat, fouten, absurde veronderstellingen. Ik ben aan het lijden, dat is alles.
Ik ben een paar maal ziek geweest. Ik heb Jeanne niet weer gezien. Voor de rest, nogmaals, al je brieven zijn waanzin.

    Ik vroeg je niet of je een nummer van La Revue contemporaine hebt ontvangen met een paar gedichten van mij erin vanuit een of andere dwaze literaire verwaandheid. Ik vroeg dat omdat er niets verloren mag gaan.
Wie weet zul je het op een dag heel leuk vinden om alles wat ik gemaakt heb te verzamelen?

    Je hebt me wel allemaal afschuwelijke pakketjes gestuurd. Ik zal er nooit aan kunnen wennen.
Ik zal het zo regelen dat je zondagavond een brief krijgt, waar ik al een maand, twee maanden geleden, weet ik veel, mee begonnen ben, - mocht de postbestelling in Honfleur op zondagavond plaatsvinden.

    Ik zit nu bij La Revue européenne.
En ik ben volledig gebrouilleerd met La Contemporaine. Je weet dat ik me al twee jaar vaak met de muziek bezighoud.
De 31e zal er een grote opdracht van mij over Richard Wagner verschijnen. Moet ik je die opsturen?

Liefs,       Charles.

  Inhoudsopgave     Volgende brief