Charles Baudelaire aan Mme Aupick. Parijs, vrijdag 11 september 1863.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN MADAME AUPICK
Parijs, vrijdag 11 september 1863.
Lieve moeder,
Elkaar niet meer zien alsof we door een enorme afstand gescheiden waren, dat is wel heel wreed!
Ik zweer je dat het niet mijn schuld is.
Gisterenavond, vanavond zelfs nog, vrijdag, wilde ik de avond doorbrengen met jou.
Jouw ongelooflijke goedheid en jouw welwillendheid maken me vaak zo schaamtevol, en ik zou zo graag de momenten waarop ik niet aardig tegen je was goed willen maken met ladingen vol tederheid en zorg.
Maar hoe moet ik dat doen, nu ik overladen ben met werk en zorgen?
Twee of drie uur ontfutselen voor werk is al heel veel, vanwege al die oneindige boodschappen, bezoeken, enz.
Houd van me, onophoudelijk, want ik heb het heel hard nodig.
Dat monster van een Michel zegt iedere dag tegen me: “Deze affaire zullen we een dezer dagen gaan behandelen.” Maar de dagen vliegen voorbij.
Er is een krant die me een heel mooie baan aanbiedt, heel amusant en heel gevaarlijk, een soort besogne à la Swift of Voltaire.
Maar behalve het feit dat ik niet bedoel dat ik 2000 of 3000 frank voorschot wil hebben, zou deze besogne mijn vertrek naar Honfleur uitstellen en ook het afronden van mijn boeken waar ik nu mee bezig ben, wat ik zo graag wil.
Als ik morgen, zaterdag, niet bij jou ben om 6 uur, zal ik er om 8 uur zijn.
Maak je nooit druk om het diner: ik dineer met een stuk brood en een beetje wijn.
Charles.