Charles Baudelaire aan Pierre-Jules Hetzel. Parijs, 20 maart 1863.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN PIERRE-JULES HETZEL
Parijs, 20 maart 1863.

 

Beste vriend, 

     Ik ontving vanavond, 8 uur, uw brief gedateerd de 9e.
Ik ben niet bij machte om een hele goede vriend een poets te bakken, en trouwens ik hecht grote waarde aan mijn Spleen de Paris.

     De waarheid is dat ik niet blij ben met het boek, ik ben het aan het bewerken en herkneden, en bovendien had ik de intentie u te vragen zelf een paar fragmenten daaruit te overhandigen aan Buloz (op voorwaarde dat we tegelijkertijd konden samenstellen en meteen konden herdrukken),  en er ook een lezing over te geven bij één van uw vrienden, bij wie u natuurlijk ook uitgenodigd bent.

     Ik denk dat ik dank zij mijn zenuwen niet klaar ben voor de 10e of de 15e april.
Maar ik kan u een apart en makkelijk te verkopen boek garanderen.

     Ik lees uw brief weer door en ik ontdek er een onduidelijkheid in. Ben ik uitgenodigd om bij u op bezoek te komen op de 20e (dat is te laat) omdat u dan weggaat of omdat u dan weer terugbent?

     In afwachting van het plezier dat ik heb u weer te zien, verzeker ik u nogmaals dat u iets goeds in handen hebt, en ik verlaat me op uw welwillendheid voor mijn onnauwkeurigheid.

Ch. Baudelaire.

Ik zal op goed geluk morgen, zaterdag, bij u langsgaan, en indien ik u niet tref, zal ik dinsdag opnieuw komen.

Rue d’Amsterdam 22

Te Parijs.

  Inhoudsopgave     Volgende brief