Charles Baudelaire aan Raymond Matigny. Parijs, 22 oktober 1862.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN RAYMOND MATIGNY
Parijs, 22 oktober 1862.

 

Geachte heer,

    Ik wilde u net gaan schrijven. Ik heb de heer Ancelle niet gezien, ik heb me voorgenomen hem zeer binnenkort te gaan zien.
Over drie of vier dagen. Ik heb u echt opgebiecht dat ik weinig verwachtte, of helemaal niets zelfs, van die kant.
Ik heb u tevens gezegd dat ik naar mijn moeder zou gaan in november.
Wat zaken betreft is een gesprek beter dan brieven. Ik had u al gezegd dat ik voor het eind van dit jaar een nogal grote zaak moest afhandelen , maar dat ik niet anders kon dan me er zelf de winst van toe te eigenen om de uitgaven van dit jaar te betalen (ik heb moet niet minder dan 6000 frank terugbetalen in een faillissementszaak, en de omstandigheden zijn zoals ze zijn moeten).
Enfin, mijnheer, ik kan me zeer scherp voor de geest halen dat u mij gezegd had dat u de heer Arondel krediet zou geven voor de door u uitgeleende bedragen tot april.
Dus heb ik het zo geregeld dat ik op deze manier alles voor u kon uitsparen wat ik eventueel ontvangen of krijgen kon in het eerste trimester van 1863.
Maar houd dit goed in de gaten: ik kan niet alles.  – Ik ken de heer Ancelle.
Hij zal alleen doen wat hij denkt dat hij mag doen.
En zodoende moeten onze afrekeningen, tussen hem en mij, geverifieerd worden (eind van het jaar), opdat ik u mijn inkomen kan afstaan, en dat ik ervoor zorg dat ik niets meer voor mezelf neem.

    Dat is duidelijk.

    Ten slotte, geachte heer, vertelde u me dat u veel ervaring heeft in zaken.
Dan moet u dus weten in hoeverre er waarheid ligt in dingen die gezegd worden.
Ik hoopte toen ik u zag dat ik op 5 november Parijs kon verlaten.
Ik weet nu dat ik met veel activiteiten pas de 20e weg kan.
Ik zal u daarvoor nog zien, en ik zal u vast binnen vier of vijf dagen schrijven, maar niets goeds of beslissends, vrees ik.
Het is zeker dat u geen onmiddellijke oplossing verwachtte.

    Zodra de huidige problemen over zijn, ben ik geheel de uwe.

Hoogachtend,

Ch. Baudelaire.

Ik vat het in het kort samen:

Laat mij mijn eigen zaken geheel regelen tot eind december.
U zult zeer binnenkort de heer Ancelle zien: reken niet teveel op hem.
Ik zal u de eerste drie maanden van 1863 alles opofferen.
Het gaat niet alleen om mijn inkomsten, want dat zou u maar een belachelijk bedragje opleveren.

Ik ben uw adres kwijt, maar ik ga er toch van uit dat dit bij u aankomt.

  Inhoudsopgave     Volgende brief