Charles Baudelaire. Brieven aan zijn moeder. Parijs, 27 februari 1858
Charles Baudelaire
Brieven aan zijn moeder. Gehele correspondentie
Johan Barthold Jongkind 1819–1891. Honfleur. (1865)
Parijs, zaterdag 27 februari 1858 [tegen de middag].
Ik schrijf gedicteerd door mijnheer Denneval, huismeester van waar ik woon.
Mijnheer Ancelle is gekomen om een geheim bezoek af te leggen, twee dagen geleden, en hij heeft gezegd dat u me niet zou betalen, dat als u me had gezegd dat u me wel zou betalen, dat u dan aan het liegen was, zoals u tegen hemzelf ook steeds liegt, dat hij u 500 frank had gegeven voor mij (sinds achttien maanden heb ik nooit 500 frank van mijnheer Ancelle gehad).
Ontvangt Mijnheer Baudelaire nooit vrouwen?
– EN nog heel veel meer van dat soort afschuwelijke vragen (komt hij laat thuis? ….etc……)
Dus mijnheer Ancelle is een miserabele lafaard, en terwijl ik je schreef vanochtend om elke interventie af te wijzen omdat ik het gevaar al zag aankomen, ging hij al zijn gangetje zoals gewoonlijk.
Hij verklaarde bovendien dat hij niets zou betalen, en dat ik niets zou betalen, volgens zijn gewoonte.
Ancelle is een ellendeling die ik een klap in zijn gezicht ga geven in het bijzijn van zijn vrouw en van zijn kinderen, ik ga hem klappen geven om 4 uur (het is nu half drie) en als ik hem niet thuis tref, dan zal ik op hem wachten.
Ik zweer dat dit afgelopen moet zijn, en wel op een verschrikkelijke manier.
Gehele correspondentie Volgende brief