Charles Baudelaire. Brieven aan zijn moeder. Brussel, 3 november 1864.
Charles Baudelaire
Brieven aan zijn moeder. Gehele correspondentie
Vincent van Gogh. 1853–1890.
Brussel, 3 november 1864.
[…] zijn antwoord. Volgens zijn antwoord maak ik het boek af zonder iets aan Le Figaro te geven. Publiceer meteen (ondanks de oorspronkelijke tegenzin die ik had om een saterboek over België te publiceren terwijl ik zelf in België ben).
Lieve moeder, dit zijn dan alle verklaringen van mijn gedrag.
Dit is de reden waarom ik niet schreef. Ik wacht op belangrijk antwoord uit Parijs, en ik wilde je aangenaam nieuws aankondigen.
Daarom zei ik ook twee dagen geleden tegen je: Schrijf niet naar mijnheer Ancelle. Die geweldige man dacht dat hij goed handelde toen hij deed wat hij deed; hij is alleen een beetje onhandig geweest maar met goede bedoelingen.
Hoe gaat het met je? Dat is voor mij het belangrijkste dat ik altijd het eerst zoek in je brieven.
Wat mij betreft, naar het schijnt ben ik geacclimatiseerd hier.
Eindelijk na zoveel tijd ben ik beter, en ik zou maar wat graag eten als er tenminste met plezier gegeten kon worden in dit land.
Het seizoen van de reumatiek is daarentegen wel weer terug.
Les histoires grotesques et sérieuses komen eindelijk ook uit.
Maar Le Spleen de Paris, dat vervloekte boek waar ik zo op rekende, is op de helft lijven steken.
Ah! Wat verlang ik ernaar om thuis te komen!
Er zit dus echt wel een groot gevaar in om een bepaald werk lange tijd onderbroken te laten, en om meerdere dingen tegelijk te doen. Dan verlies je de draad van je gedachten vaak, en dan kan je de spirituele sfeer waarin je eerst zat niet meer terugvinden.
Je krijgt deze brief op de dag van onze feestdag.
Ik kan je niets opsturen behalve dan de bevestiging van de wens om weer bij jou te wonen.
Wij hebben ons samen nooit verveeld, en ik denk dat wij net zo gelukkig zullen zijn als we mogen zijn.
Charles.
Gehele correspondentie Volgende brief