Charles Baudelaire. Brieven aan zijn moeder. Brussel, 6 februari 1866

Charles Baudelaire 
Brieven aan zijn moeder. Gehele correspondentie

  
Vincent van Gogh. Baudelaire. Brieven aan zijn moeder. Vertalingen Vivienne Stringa

Vincent van Gogh. 1853–1890.

Zoom

Brussel, dinsdag 6 februari 1866.

 

Lieve goede moeder,

    Hoewel ik voortdurend aan je denk, zou ik kunnen zeggen: ik bewijs je dat nauwelijks. Maar dat komt omdat het heel moeilijk voor me is om te schrijven. Je zegt me wijs dat het altijd fout is om je vrienden schrik aan te jagen.
Daarom wil ik ook niet dat je schrikt.
Ten eerste lijd ik helemaal niet, behalve tijdens zo’n aanval. Maar omdat ik niet tevreden ben over mijn dokter die een heel onzekere indruk maakt, verzoek ik je om deze aantekening aan je vriend mijnheer Lacroix te laten lezen, als het zo mocht zijn dat je je goed genoeg voelt om je hierdoor niet te laten storen. Misschien moet hij er wel om lachen.
Mijn dokter nam het ook niet zo serieus, totdat ik een aanval voor zijn neus kreeg. Daarbij is het nogal absurd om liggend te leven en niet te kunnen werken.
Ik ben nu een oester. Misschien kent mijnheer Lacroix dit soort aandoeningen wel?

    (Mijn schulden, het feit dat ik niet kan werken, het juridisch toezicht, jouw gezondheidstoestand, de affaire Garnier, dat alles spookt ook maar door mijn hoofd en maakt het tot een warboel, en doordat ik niet bewegen kan wordt dit nog erger.)

    Maar, ten eerste, hoe gaat het met jou?

    Je benen? Je ruggengraat en terpentine?

    Je weet dat Ancelle een beetje ondoordacht bij de gebroeders Garnier naar binnen is gegaan, zonder aantekeningen, zonder documenten, zonder iets te kennen van hoe het er daar aan toe gaat. Het hem verwijten? Dat kon niet, want zijn bedoeling was immers goed.
Ik eiste dat hij naar Lemer zou gaan, om de documenten terug te krijgen. (Hij heeft de verkeerde Garnier alleen maar gezien.)
En daarbij begeleid ik hem per brief (vermoeiend!).
Uiteindelijk is een (Franse) vriend van me naar Parijs gegaan en die gaat hem een beetje voorlichten over hoe het boekhandelwezen in elkaar steekt.

    Ik zou niets liever willen dan om je neven te zien. Maar wanneer? Doe hen mijn hartelijke groeten.

    Nogmaals, ik zeg je dat ik helemaal niet lijd. Maar ik word een beetje moe van het feit dat ik niets kan doen.
Ik voel dat het niets is, hoe onaangenaam het ook is.
Als ik een paar mijl kon wandelen, in de zon rondom Parijs, dan zou ik genezen, denk ik. Maar wanneer?

Ik mag je graag. Schrijf me, als je kan, een paar regels.

Charles.

  Gehele correspondentie          Volgende brief