Charles Baudelaire. Brieven aan zijn moeder. Parijs, 25 december 1857.
Charles Baudelaire
Brieven aan zijn moeder. Gehele correspondentie
Théodore Rousseau. 1812– 1867. Vallée de la Seine près de Rouen.
Parijs, 25 december 1857.
Kerstdag.
Lieve moeder,
Ik ga vanavond of vannacht (helaas! Als ik tijd heb) u een lange brief schrijven en u een pakje sturen dat ik al heel lang voor u heb voorbereid. Ik zeg: als ik tijd heb, want ik ben sinds een aantal maanden terecht gekomen in weer zo’n afgrijselijke neerslachtigheid die alles onderbreekt.
Mijn tafel ligt sinds het begin van de maand vol met drukproeven waar ik de moed niet voor had om er aan te beginnen, en er komt altijd een moment waarop ik, met grote pijn, uit die afgrond van apathie moet komen.
Deze vervloekte feesten hebben het voorrecht om je er wreed aan te herinneren hoe snel de tijd heengaat, en hoe slecht die tijd gevuld is, en hoe vol met smarten die zit!
Ik zal u vanavond uitleggen hoe ik er toe ben gekomen, nadat ik het besluit had genomen me onophoudelijk met u bezig te houden, om bruusk met alle vertrouwelijkheden te stoppen, en ook al word ik niet helemaal begrepen, u zult op zijn minst dan toch kunnen toegeven dat ik in zekere zin te vergeven was.
Eenzaamheid, zonder affectie, en zonder werk, is zeker iets verschrikkelijks. Maar ik weet zeker,want u heeft meer moed dan ik, dat u de uwe beter verdraagt dan ik de mijne.
Ik zit nu geestelijk en lichamelijk in een dusdanige deerniswekkende toestand, dat ik het lot van ieder ander benijd.
Het pakketje dat ik voor u heb gemaakt bevat uit ten eerste uit enkele artikelen over mij die in de tweede helft van dit jaar zijn verschenen (ik ben nog een keer bij de magistraten van het Openbaar Ministerie geroepen en ik was bijna vervolgd voor het artikel over Madame Bovary, boek dat ook vervolgd was maar vrijgesproken).
Vervolgens uit een aantal artikelen die gepubliceerd zijn over Les Fleurs du mal.
En door dat aantal artikelen (want er waren er zoveel dat ik op het laatst zo moe was van zowel de lofuitingen als de belachelijke beledigingen, dat ik ze niet meer hoefde te lezen) kunt u zelf oordelen over de sinistere glans die dat boek heeft uitgeworpen, waarin ik alleen maar iets van mijn woede en melancholie heb willen zetten.
En ten slotte uit het boek zelf, dat u zo merkwaardig geweigerd had toen u het goed vond om uw verwijten bij de beledigingen te voegen waaronder ik gebukt ging aan alle kanten.
Ik wilde u voor Kerst het derde deel van Edgar Poe geven, maar, ik heb het u net toegegeven, de drukproeven slingeren hier nu al een maand op mijn tafel, zonder dat ik mijn pijnlijke lafheid van me af kan schudden.
Dit exemplaar van Les Fleurs is het mijne. Ik ben het u schuldig, immers ik heb het uwe aan mijnheer Fould gegeven. Het waren de twee laatste op Hollands papier. Ik kan er nog wel een gewone van krijgen.
Ik ril van traagheid als ik eraan denk dat als het boek weer legaal verkocht mag gaan worden, het weer helemaal opnieuw gedrukt moet worden, en dat ik zes nieuwe gedichten moet gaan samenstellen om de zes veroordeelde te vervangen.
Ik verstuur dus, met een meer gedetailleerde brief, het pakje vanavond op of op zijn laatst morgenochtend.
Ik omhels u, en ik smeek u vol welwillendheid te zijn voortaan. Want dat heb ik, ik zweer het u, ten zeerste hard nodig.
Als er ooit een man ziek was, waarvoor de geneeskunst niets kan doen, dan ben ik dat wel.
Charles.
Gehele correspondentie Volgende brief