Charles Baudelaire. Brieven aan zijn moeder. Parijs, 26 maart 1860.
Charles Baudelaire
Brieven aan zijn moeder. Gehele correspondentie
Auguste Rodin 1840-1917. Honoré de Balzac. 1799-1850.
Parijs, 26 maart 1860.
Nou zeg! Lieve moeder, ik moet je weer lastigvallen.
Morgen, de 27e, en de eerste april, zullen er weer twee nieuwe wissels aankomen in Honfleur. (DE LAATSTE. Sinds jouw verbod heb ik geen nieuwe gemaakt.)
Zelfs al zou je het willen, WIL IK NIET dat jij je in de nesten werkt voor mij. Wat ik je verzoek is volkomen oprecht.
Ik wil niet, ik kan niet, zonder een rilling, denken aan datgene wat je me onlangs schreef: Charles, ondanks dat je goed bent en je zelf geld kan verdienen, ben ik bang dat je mij ruïneert.
-Je weet nu dat wanneer het maar drie of vier dagen te laat is, er dan geen reden tot schandaal is. Op mijn erewoord zeg ik je dat ik noch de 400 noch de 500 frank gekregen heb waar ik nu al twee maanden op wacht.
Maar dit keer komt het geld van een iets serieuzere plek, van La Presse. Ik schrijf je echt overmorgen om je gerust te stellen. Noteer serieus en precies de naam en het adres van de deurwaarder, of van de persoon die het formulier in kwestie in handen heeft.
- Er is afgesproken met La Presse dat ik altijd betaald krijg vóór het drukken.
Ik smeek je echt, wees welwillend, denk eraan dat ik hevige smarten lijd, en dat mijn hoofd niet goed is.
Stuur me niet van die verwijtenstromen die me zo’n pijn doen, je denkt dat ik zo ongevoelig ben, en ik wil ook niet dat jij maagpijn hebt en slapeloze nachten. Want deze windvlaag van drie maanden gaat over.
Je hebt geen idee hoe ongerust je me maakt als je al die dingen zegt.
Dan ga ik helemaal bibberen, de ene keer door de angst voor je verwijten, en de andere keer omdat ik bang ben weer vreselijke dingen over je gezondheid te moeten lezen, waardoor ik dan je brieven niet durf te openen.
Met een brief onder mijn ogen ben ik niet zo kranig.
Als je eens wist met welke gedachten ik me voed, de angst te moeten sterven voordat ik af heb wat ik af moet maken.
De angst dat jij dood gaat voordat ik de zekerheid heb dat ik je volledig gelukkig heb gemaakt, en jij bent nog wel de enige met wie ik in alle rust zou kunnen leven, zonder listen, zonder leugens.
De afschuwelijke gedachte van mijn juridisch adviseur (zo moeten we hem nu eenmaal wel noemen) die me dag en nacht kwelt, en tenslotte, en dit is misschien wel nog triester dan de rest, de angst nooit van mijn zonden af te kunnen komen. Dit is ongeveer waar ik zo al aan denk.
En dan bij mijn ontwaken, ’s ochtends! Geconfronteerd met de trieste realiteit: mijn naam, mijn armoede, etc…!
Ik heb een vaststaand besluit genomen: na de eerste week van april, dat wil zeggen met Pasen, of na Pasen, of ik nou wel of niet af heb wat ik nog af moet hebben, of ik nou wel of niet de kwestie van het drama heb opgelost (want ik ben koppig geworden), of ik nou wel of niet jouw 800 frank op zak heb, ik vertrek.
En dan kan ik eindelijk, niet gelukkig,want dat is onmogelijk, maar wel gerustgesteld om me de hele dag te kunnen wijden aan mijn werk en de hele avond aan jou om je af te leiden en je het hof te maken op mijn manier.
Heb je een briefje ontvangen (heel kort) waarin ik het had over jouw sjaal, en dezelfde dag nog een pakje thee, waarvan ik denk dat het de thee is die jij zo graag wilde hebben?
Wat je sjaal betreft, daarvan was ik zo ontroerd, dat ik nooit heb kunnen beslissen om die te verkopen.
Ik heb er de hoop op gevestigd dat ik hem later weer terug zal kunnen krijgen en met het geld dat ik in ruil ervoor gekregen heb (250), heb ik me helemaal in het nieuw kunnen steken.
Dit is het begin van een serie artikelen met kritieken, allemaal af, die later in mijn vierde deel komen bij uitgever Malassis.
Jij krijgt achtereenvolgens nog acht van die strookproeven als deze.
Er komen ongetwijfeld nog nieuwe gedichten van mij in de Revue Contemporaine van 1 april. Bij La Presse verschijnen nog achtereenvolgens negen of tien delen over de Beaux-Arts.
Adieu. Ik kan morgenochtend, om negen uur, niet zonder verdriet denken aan het feit dat jij dan mijn brief leest.
Charles.
De Paradis wordt gedrukt. En daarna komen de Fleurs.
Gehele correspondentie Volgende brief