Charles Baudelaire. Brieven aan zijn moeder. Parijs, 29 maart 1862
Charles Baudelaire
Brieven aan zijn moeder. Gehele correspondentie
Vincent van Gogh. 1853–1890.
Parijs, 29 maart 1862.
Lieve moeder,
Ik kom je vragen om me heel snel te hulp te komen, als je kunt, voor het einde van deze maand.
Ik heb 300 frank aan de chef-bediende van het hotel beloofd voor overmorgen (ik moet vóór alles hier rust hebben). Ik had 375 frank voor hem bestemd die ik van La Presse moet krijgen.
(L’Esprit et le style van de heer Villemain, drie artikelen, besteld, afgemaakt en geleverd.)
De discussie over het adres duurde zo lang en heeft de kranten zo goed gevuld dat er lange tijd geen plaats was voor literatuur. Eindelijk, het is af.
Mijn drie artikelen zullen verschijnen in april, in drie keer, ik denk een per week.
Als je dat kunt doen, dan stuur ik je het geld dat ik voor de hotelchef had bestemd.
(Even tussendoor, ik beschouw mezelf nog steeds als iemand die je zo snel mogelijk 500 frank moet terugbetalen, want je had me op nieuwjaarsdag die 200 frank teruggestuurd die ik je had teruggegeven.) We zullen dat regelen als ik bij je ben.
Ik verzeker je dat er geen wanorde is in mijn bestaan. Orde neemt elke dag iets meer plaats in.
Ik ben verdrietig, heb me overal bij neergelegd, zelfs als ik moet lijden tot het einde van mijn leven, neergelegd bij de Raad van Toezicht en ik heb besloten om alleen maar alles te doen wat ik moet doen om het te laten vernietigen.
Dit jaar heb ik vier boeken te publiceren. Ik wed dat die vier boeken onopgemerkt voorbij zullen gaan.
Ik krijg niet wat ik verdien. Zodra ik heb onderhandeld voor die boeken, en ik die artikelen geplaatst heb – de ene al af, de andere nog niet, - die dat aanvullen, dan kom ik bij je terug.
Ik hoef niet eens op dat geld te wachten om weg te gaan.
Ik laat de commissie wel aan iemand over om het in mijn plaats te innen en dan met dat geld de mensen te betalen voor wie dat geld bestemd is.
De Poèmes en prose komen ook in La Presse. 100 frank!
Maar helaas, het is niet AF. De Dandies littéraires komen in La Presse. Misschien ook de Peintres Philosophes.
Om dat alles af te krijgen moet ik nog in Parijs blijven. En ook om alles af te sluiten. Ik denk dat Hetzel herdruk, in boekvorm, wel wil kopen, Les Poèmes en prose.
Het geld hiervoor wordt van te voren uitgekeerd.
Ik heb nog twee andere inkomstenbronnen, maar die zijn minder zeker dan het werk.
Omdat er eerst jaren van vermoeidheid en kastijding voorbij moeten gaan om de meest eenvoudige waarheden te leren, zoals bijvoorbeeld dat werk, dat zo onaangenaam is, de enige manier is om niet te lijden, of om minder te hoeven lijden aan het leven!
Het schijnt dat ik Ancelle op de een of andere manier iets meer dan 1000 frank moet leveren, voor de uitvoering van die conversie.
Dat is heel vervelend, hij had veel beter kunnen verkopen, en een andere belegging moeten zoeken. Ik wens niet door jou te worden geholpen in deze zaak.
Dus, binnenkort kom ik weer, niet om geld uit te sparen (zoals je me dat zo wreed insinueert), maar voor het plezier met jou te kunnen zijn en om in goed gezelschap te kunnen vertoeven.
Ik zal je zeggen, hoe langer ik leef, hoe vermoeider ik word van elke vorm van gezelschap en conversatie, en hoe meer kwellend het voor me is.
Je zult deze brief minder naargeestig vinden dan de andere.
Ik weet niet waar ik die moed vandaan gehaald heb: en toch heb ik geen reden me over het leven te verheugen.
Laatst heb ik bij Flaubert een paar hoofdstukken uit zijn aankomende roman gelezen. Het is heel goed, ik kreeg er een versterkende zin van.
Hugo gaat zijn Misérables uitbrengen, een roman in tien delen. Reden te meer dat mijn armzalige boeken Eureka, Poèmes en prose en Réflexions sur mes contemporains niet opgemerkt zullen worden.
De veertig gepasseerd zijn, mijn schulden moeten betalen en rijk worden door de literatuur, in een land dat alleen maar houdt van vaudevilles en dansen! Wat een afgrijselijk lot!
Je verweet me dat ik je geen enkele tederheid voor je heb getoond in mijn laatste brief.
Maar, lieve moeder, je had moeten nadenken dat je door je vragen over Jeanne bij mij onverdraaglijke herinneringen op zou wekken. Wees altijd inschikkelijk, en weet dat jouw inschikkelijkheid nooit overbodig zal zijn.
Heb je Chinese zonneblinden nodig? Ik heb ze ergens gezien, voor 5 frank per stuk. Is dat duur?
Ik heb ze niet gekocht.
Je liet me weten dat je graag de Mémoires d’outretombe van Chateaubriand zou willen hebben.
Die heb ik voor je.
Je hoeft me niet te bedanken. Ik kreeg ze gratis.
De laatste tijd heb ik vreselijke, vreselijke pijn gehad van mijn reumatiek.
Daarom verlang ik ook erg naar grote hitte.
Je begrijpt het toch wel hè, dat ik nog twee weken of een maand in Parijs blijf, dat het niet zonder reden is.
Hoe wil je in godsnaam dat ik in Honfleur onderzoek doe naar schilders en etsers?
Hoe moet ik massa’s boeken vergaren die ik nodig heb voor mijn artikelen voor de kritieken? Goddank, dat aan alles ooit een einde komt.
En ik hoop dat ik in Honfleur nieuwe vormen kan verzinnen voor werk uit pure verbeelding.
Gunstig of niet, jouw brief komt overmorgen bij mij aan om 8 uur ’s ochtends.
Die man zit in de penarie, en hij moet een betaling doen om 10 uur.
Ik ben enorm bang om een inferieur wezen te zien, van wie ik een beetje afhankelijk ben, en die een kwaaie kop tegen me trekt.
In het gunstige geval is er afgesproken dat de Villemain jou toebehoort.
Bij elk nummer (er komen er drie) ontvang jij de prijs van het artikel.
Ik zal voordat ik kom nog een kist opsturen met schilderijen en etsen (dat is mijn enige vermaak) waarschijnlijk in de derde week van april.
Veel liefs. Binnenkort veel gebabbel.
Charles.
Wil je die Chateaubriand meteen, of wil je nog wat wachten?
Nog een onderwerp met een slecht humeur.
Ik wacht al twee maanden op de publicatie van vier artikelen die ik een de Monde illustré heb geleverd.
En bij L’Illustration beloven ze me al zeventien weken proefdrukken voor maandag, telkens voor maandag volgende week!
Ik heb spijt dat ik zo’n belangrijk werk aan een krant met afbeeldingen heb gegeven. Die kranten lezen mensen niet. Maar op dat moment wist ik niet waar ik heen moest.
Er gaat een moment komen waarop ik op vijf of zes plaatsen manuscripten zal hebben liggen, wat is dat vermoeiend! En al die proefdrukken komen op hetzelfde moment.
Ik bibber als ik er aan denk dat de discussie over het budget weer teveel plaats zal innemen. Maar, God zij dank, heb ik even respijt.
(Bij La Presse doen ze niet aan voorschotten. Deze uitleg had je nog van me tegoed.)
Gehele correspondentie Volgende brief