Charles Baudelaire. Brieven aan zijn moeder. Parijs, 3 februari 1865

Charles Baudelaire 
Brieven aan zijn moeder. Gehele correspondentie

  
Vincent van Gogh. Baudelaire. Brieven aan zijn moeder. Vertalingen Vivienne Stringa

Vincent van Gogh. 1853–1890.

Zoom

Parijs, vrijdag 3 februari 1865.

 

Lieve moeder,

    Ik heb een vreselijke verkoudheid opgelopen waardoor ik enkele dagen onmogelijk kon denken noch schrijven.

    De brief die je me begin januari hebt geschreven heeft me nogal geraakt.
Lezen dat je aan een gevaar bent ontsnapt, besef je wel wat dat bij mij teweeg heeft gebracht? Tegelijkertijd een ziekte en een genezing vernemen!
Ik meen dat ik ook nipt aan een zeer groot gevaar ben ontsnapt. Ik zal niet ontkennen dat ik een groot gevoel van schaamte had, een egoïstisch gevoel.
Ik ben erg blij dat je mij dat slechte nieuws had verborgen, ik had er teveel onder geleden. - Maar die genezing, is dat wel waar, is het echt zeker? Vertel me daarover. Je zegt dat je een gezondheid terug hebt die je al heel lang niet meer gekend had, - dat je weer loopt en weer eet. Dat zijn goede redenen om mij blij te maken, maar doe je er wel alles aan om niet weer een terugslag te krijgen, om deze gezondheidstoestand te behouden?

    Ik was dus heel gerust, voor jou, althans, ik wist wel dat je je verveelde, maar ik had vertrouwen in jouw geduld en je moed. En toen ineens kwam die andere brief, waarin je zo verschrikkelijk praat over je verveling, je eenzaamheid en je ontmoediging, kortom over Parijs eigenlijk! Je maakte me daar heel erg verdrietig mee. Maar je hebt er goed aan gedaan.
Ik wil graag alles weten van je, wat je denkt, zelfs als het niet leuk is. En ik schaamde me door die brief. Ik moet je natuurlijk troosten en je verveling bestrijden. Ik ben nog nooit zo ongelukkig geweest niet gelijk te kunnen doen wat ik wilde.
Als ik gelijk had kunnen vertrekken, had ik dat direct gedaan. Maar hoe moest ik dat doen? Zelfs als ik veel geld had, zou ik nog niet vertrekken. Het gaat niet alleen om Brussel, het gaat ook om Parijs, het gaat over literatuur.
Deze maand, en dat denk ik echt serieus, krijg ik denk ik belangrijk nieuws, en als ik je kan vertellen over verkochte boeken, dan zul je kunnen zeggen: hij kan weer naar Parijs terugkeren.
En wanneer ik je vanuit Parijs zal schrijven, zul je kunnen zeggen: hij komt terug bij mij.

    Ik weet uit eigen ervaring heel goed wat een kwelling de verveling is. Ik zie mezelf hier als in de gevangenis of in een strafkamp. Ik streef ernaar om uit die gevangenis te komen. Maar ik verzeker je dat de Belgische gevangenis voor mij erger is dan die in Honfleur voor jou. Jij zit in een mooi huis, en jij ziet niemand.
Maar ik, ik heb geen boeken, en ik zit in een slecht verblijf. Ik zit zonder geld, ik zie alleen maar mensen die ik haat, onbeleefde mensen, die stommiteiten lijken te hebben uitgevonden die speciaal voor hen zijn, en iedere ochtend ga ik naar de conciërge beneden om te kijken of er brieven zijn, of mijn vrienden zich om mij bekommeren, of mijn artikelen verschijnen, of er al geld is, of de onderhandelingen voor mijn boek al klaar zijn, - maar niets, nooit is er iets.
Ancelle, aan wie ik drie dingen had opgedragen die ik zelf als heel belangrijk beschouwde, heeft me al een maand niet geschreven (ga nu niet hierdoor naar hem schrijven).
Ik zou er ik weet niet wat voor over hebben om te proosten in een cabaret in Le Havre of Honfleur met een matroos, zelfs met een dwangarbeider als het moet, als het maar geen Belg is.
Maar voor het terugzien van het zo vrolijke huis waarin mijn moeder woont, met mijn boeken en mijn verzamelingen, dat is een vreugde waarvan ik nog niet eens durf te dromen.

    En ik vergeet nog te midden van al mijn problemen, de brieven van mijn schuldeisers te noemen, de enigen die me nog schrijven.
En ik geloof dat de bazin van het hotel hier me weer kwaad begint aan te kijken.

(Over mijn verzamelingen, vertel me even hoeveel kisten er daar van mij staan, die nog niet geopend zijn, is het er een, of zijn het er twee of drie?)

    En ook of de muren vochtig zijn?

    Wat me nog het meest verbaasd heeft in jouw treurige brief, is je denkbeeld Parijs weer terug te zien. Die bizarre droom bewijst me dat je gezond bent.
Dat is alles wat ik er troostend aan vind. Maar verder, wat een vreselijke onzin!

    In dit jaargetijde! In een zondvloed van water, sneeuw en modder!
Parijs is alleen maar mooi in de zon, met al die mooie tuinen. Maar denk dan een beetje aan mij, aan mijn ongerustheid, als ik wist dat je oud en alleen in die chaos was.
Ik ben er altijd bang hoor! Echt, ik zou er niet van kunnen slapen.

    Het is nu alweer 5 uur. Ik kan je nog beter een brief schrijven die niet helemaal perfect is dan je helemaal niets te sturen.
Ik omhels je met heel mijn hart, en ik zal mijn best doen om je twee keer per week te schrijven.

    De Revue de Paris verslechtert.
Alweer veel geld verloren, niet alleen voor wat er van mij is, maar zelfs voor het beetje wat er verschenen is.

Charles.

  Gehele correspondentie          Volgende brief