Charles Baudelaire. Brieven aan zijn moeder. Parijs, 31 augustus 1863.
Charles Baudelaire
Brieven aan zijn moeder. Gehele correspondentie
Vincent van Gogh. 1853–1890.
Parijs, 31 augustus 1863.
Lieve moeder,
Ik vraag je om vergeving voor het feit dat ik je niet geantwoord heb gisteren.
Maar dat was onmogelijk voor me. Net zo onmogelijk als op de uitnodiging van mijn schoonzus ingaan.
Ik moest echt de hele dag doorbrengen in het kantoor van een krant, waar ik je vandaag ook schrijf.
Je verveelt je dus erg, lieve moeder, en je lijdt dus veel in die eenzaamheid - die ik juist beschouw als een gelukstoestand - , dat je zo’n zin hebt om naar dit Parijs te komen dat voor mij zo onverdraaglijk is?
Doe wat je wilt hoor. Met dit in het vooruitzicht voel ik een groot plezier, en dat is dat ik je weer ga zien.
Maar toch hindert het me ook een beetje.
Ik zal maar weinig tot je beschikking kunnen staan. Je zult me dan de hele tijd zien als iemand die triest is, ongerust, en aan het mopperen. Ik zou zo graag hebben gewild dat die reis plaats kon vinden in omstandigheden waarin ik helemaal van jou kan zijn, ik al mijn tijd aan jou kan besteden, en mijn best kan doen om met je te wandelen en je te amuseren.
En dan is er nog zo’n vernedering voor mij. Je zult wel erg in de geldproblemen zitten.
Maar omdat al mijn plannen, zelfs die met de beste basis, sinds een paar maanden de één na de ander in duigen vallen, kan ik je geen 1000 frank geven, zelfs geen 500, zelfs niet minder. Ongetwijfeld, dat zal ooit een keer eindigen, maar wanneer?
Voor Brussel is er maar één ding besloten en vastgesteld: hoewel, de overeenkomst is nog niet getekend.
Het gaat om mijn Publieke lezingen vanaf begin november. Ik denk dat ik er een stuk of tien ga houden, 200 frank per lezing, en misschien word ik uitgenodigd in andere steden.
Voor dat plan voor de reis die ik onlangs had, daarvan was het doel dat ik schilderijengaleries zou gaan bezoeken, en er dan artikelen over te schrijven voor de L’Indépendance belge. Maar ik kon het niet eens worden met die krant, en dus ben ik niet gegaan.
Voor wat betreft mijn definitieve vertrek naar Honfleur, dat is enkel gebaseerd op mijn overeenkomst met Michel Lévy (nog steeds afwezig), en op het geld dat hij me wil aanbieden, in ruil voor al mijn toekomstige auteursrechten.
Ik zag dat ik in handen van allerlei vreselijke schurken terecht zou komen, en, alles welbeschouwd, laat ik me liever oplichten door hem dan door anderen. Ik hoop dat er niet zo’n makkelijke gelegenheid zal ontbreken om mijn armoede uit te buiten.
Hij komt de 5e terug, en een ander persoon waar ik op wacht voor een andere affaire, komt de 8e terug.
Ik denk dat alle onderhandelingen me hier kunnen houden tot eind september.
Ik heb een sprankje hoop om de hele maand oktober in Honfleur door te brengen, en november en de helft van december die zal ik vruchtbaar doorbrengen in België.
Zo nu ben je goed ingelicht. Neem een beslissing.
Als we bij elkaar zijn, zal ik je nauwkeurig uitleggen hoe mijn zaken er voor staan.
Ik ben niet dood (wat zeer verbazingwekkend is), en ik ben er de laatst dagen achtergekomen dat ik nog heel goed in staat ben om te werken.
Veel liefs.
Charles.
Weet je al dat Eugène Delacroix dood is.
Gehele correspondentie Volgende brief