Charles Baudelaire. Brieven aan zijn moeder. Parijs, 8 maart 1858.

Charles Baudelaire 
Brieven aan zijn moeder. Gehele correspondentie

  
Auguste Renoir. Baudelaire. Brieven aan zijn moeder. Vertalingen Vivienne Stringa

Auguste Renoir. 1841–1919. 1883

Zoom

Parijs, 8 maart 1858.

 

    Alles is over, alles is betaald.

    Ik vertrek de 14e, of op zijn laatst de 15e.

    Ik ben dronken van schaamte, woede en vernedering. Sinds twintig jaar zou ik toch al blasé moeten zijn. Vanochtend ben ik dan toch naar Neuilly gegaan.
Maar gisteravond voordat ik ging slapen had ik besloten om Ancelle te laten boeten voor zestien jaar marteling.

    Vanuit Neuilly ben ik naar een wisselagent gegaan met een wissel.
Ik zal me mijn hele leven de toon herinneren waarop de beambte me zei: bent u die mijnheer CH. Baudelaire? (Op de wissel stond na mijn naam: Ancelle, raadsman).
Men vertelde me dat indien ik het geld morgenavond wilde (morgen, de 9e) dat ik dan de handtekeningen van Ancelle vandaag moest hebben.
Dus nu moet ik weer terug naar Neuilly om Ancelle te ontvoeren. Wat vermoeiend! Nou ja, het komt wel net op tijd nu.
De geldwisselaar gaf me een voorschot en alles is vandaag betaald. De twee reçu’s zijn bij Ancelle.

    Bij het naar buiten gaan liep ik met hem mee naar café Foy. Daar zag ik Michel Lévy met een oud-gedeputeerde van onze vrienden.
Ik moest Lévy spreken over een belangrijke zaak, een grote uitgave van Edgar Poe.
Ancelle was zeer geïntrigeerd en omdat hij het idee niet kon verdragen geen kennis te kunnen maken met die imbeciele (maar zeer rijke) Jood kwam hij er ook bij en heeft hem begroet. Michel zei tegen hem dat hij hem niet kende. Toen heb ik mijn hoed gepakt en ben gevlucht.
Hij zal Lévy gezegd hebben: IK BEN DE BURGEMEESTER VAN Neuilly EN DE RAADSMAN VAN MIJNHEER Baudelaire!

    Zo gaat hij zich ook opdringen bij Gautier en zo gaat hij zich ook opdringen bij Jeanne.
Wat de duivel heeft hij te zoeken bij dat arme zieke mens?
Zo had hij mij ook een keer gezien met een vrouw bij een concert en hij had pas rust toen hij er alles aan had gedaan om naast ons te kunnen komen zitten. Ik word rood als de mensen mij vragen: wie is die man?

    Ah! Ik lijd daaronder! Ik zou wel wraak willen nemen.
Ik heb hem al duizendmaal mijn minachting voor hem duidelijk te maken, maar hij merkt het niet.

Ik voel me echt heel ongelukkig. Schrijf me.

Charles.

  Gehele correspondentie          Volgende brief