Charles Baudelaire. Brieven aan zijn moeder. Parijs, begin juli 1845.
Charles Baudelaire
Brieven aan zijn moeder. Gehele correspondentie
Émile Bernard, 1868 - 1941.
Parijs, begin juli 1845.
Op het moment dat ik me wilde aankleden om naar u te gaan trof ik de deuren op slot met de sleutel twee keer omgedraaid. Het schijnt dat de arts niet wil dat ik me verroer.
En dus kan ik niet naar u toekomen. Wanneer ik u een brief schrijf, schrijft mijnheer Ancelle me terug en hij verbiedt me u te zien. – Bovendien word ik opgesloten.
U denkt dus dat mijn lijdensweg een grapje is?
En u heeft de moed me te onthouden van uw aanwezigheid?
Maar ik zeg u ik heb u nodig, dat ik u moet zien, dat ik met u praat.
Maar kom dan hier, kom dan meteen – geen preutse manieren.
Ik ben bij een vrouw, maar ik ben ziek, en ik kan niet weg.
Er moet toch op zijn minst, indien u niet kan doen wat ik u vraag, iemand me inlichten over wat er mogelijk aan te doen is.
Ik word weggestopt, opgesloten, u antwoordt me niet, als ik u schrijf, men schrijft mij dat ik u niet mag zien, wat betekent dat allemaal?
Ik smeek u, kom dan naar mij, maar wel meteen, meteen – geen geschreeuw.
Charles.
Mevrouw Duval, rue de la Femme-sans-Tête, 6.
P.S. – Ik verzeker u dat als u niet komt, dat dan alleen nog maar meer ongelukken kan veroorzaken.
Ik wil dat u alleen komt.
Gehele correspondentie Volgende brief