Charles Baudelaire. Brieven aan zijn moeder. Parijs, eind september 1844.
Charles Baudelaire
Brieven aan zijn moeder. Gehele correspondentie
Vincent van Gogh, 1853–1890.
Parijs, eind september 1844.
Ik heb er helemaal niets van begrepen waarom ik vanochtend 40 frank ontving.
Ik verwachtte 150 frank of 160 of 180 frank.
8 oktober moet ik een huur betalen (78,75) de woonbelasting inbegrepen.
Er is afgesproken met de eigenaar dat ik niet meer met de portier te maken krijg, maar dat ik het geld naar zijn huis moet sturen.
– Als jij het zelf wilt sturen, hij woont in de rue Blanche 2. Mijnheer Jérôme Pichon.
C.B.
Parijs, eind oktober 1844.
Vergeet mijn huur niet.
Ik moet u van te voren vast waarschuwen, om u ervan te weerhouden een onhandigheid te begaan die volledig bij uw karakter past. De gewoonlijke vooringenomenheid voortvloeiend uit uw wrede gewoontes zal u ertoe brengen om aan een ieder aan wie ik iets schuldig ben – zelfs de waterdragers – te vertellen dat ik ben uitgerust met een voogd – net zoals uw moederinstinct u vroeger het gelukkige idee had ingegeven om aan een kleermaker te vertellen dat ik 1200 of 1800 pond rente ontving.
Dergelijke vernederingetjes zijn volledig overbodig.
Waarvoor is het nodig, ter voorkoming van schulden – volkomen overbodig heden ten dage – om iedereen te waarschuwen dat uw zoon geen rechten meer heeft? Daarbij, wat die wissels betreft, u weet dat alle zakenlui elkaar kennen en dat een rondzendbrief alle notarissen en advocaten uit Parijs op de hoogte zal brengen van mijn avontuur.
En trouwens, hoe zou dat dan betaald worden?
Ik ga hetzelfde aan mijnheer Ancelle schrijven, aan wie u ongetwijfeld al politie-instructies en moederinstructies gegeven zult hebben die immer ingegeven worden door het toppunt van liefde.
C.B.
Kom snel, snel, ik bedoel vandaag nog, dat wil zeggen na de lunch.
Het gaat om een heel ernstige zaak, die nodig verklaard moet worden, en waar al jouw intelligentie voor nodig is.
C.B.
Gehele correspondentie Volgende brief