Charles Baudelaire. Brieven aan zijn moeder. Parijs, maandag 26 december 1853.
Charles Baudelaire
Brieven aan zijn moeder. Gehele correspondentie
Odilon Redon. 1840-1916.
Parijs, maandag 26 december 1853.
Als deze jongen je thuis treft, schrijf me dan een briefje terug, en geef hem dan iets, want ik heb niets om hem te betalen.
Als je niet thuis bent, dan heeft hij de opdracht deze brief achter te laten, - en in dat geval hoop ik dat je, als je hem gelezen hebt, zo lief wilt zijn om me vandaag nog een antwoord te sturen.
Want een brief op de post doen zou niet snel genoeg gaan.
Neem het me maar niet kwalijk als ik je beken dat jouw brief twee dagen op mijn bureau heeft gelegen zonder dat ik hem open had gemaakt.
In de toestand van krachteloosheid waarin ik nu ben is het wel voorgekomen dat ik brieven pas na drie maanden openmaakte, en jouw handschrift begint nu dezelfde angst bij me te veroorzaken als die van de mensen die mijn vijanden zijn vanwege hun rechten en omdat hun onophoudelijke invorderingen me moedeloos maken.
En toch heb ik je brief nog gelezen, en ik verzeker je dat ik nog nooit iets had gelezen dat zo vreemd excentriek was.
Die woede van je moederinstinct dreef je er laatst nog toe om me per post grammaticale aantekeningen te sturen van een auteur die jij nog nooit gelezen hebt.
En dreef je er laatst ook nog toe om te denken dat al mijn pijn bestond uit het feit dat het me aan caoutchouc schoenen ontbrak. – En dan nog God en de Hemel waar ik niets mee te maken heb. – Om je de waarheid te zeggen, het gaat om iets heel anders. – Ik vraag je om vergeving dat ik zo’n toon tegen je aansla, niets ontgaat me.
Jij ziet het kinderlijke van die moederlijkheid niet.
En als ik de schattige kant van die kinderlijkheid niet zag, dan zou ik je niet meer schrijven.
Verder, dat was mijn bedoeling ook, want jouw voorlaatste brief was zo wreed en zo bitter, het kwam bij grofheid in de buurt – en dat komt zo slecht uit als je in de ellende zit – dat als ik jouw honderdtien frank twee dagen later had gehad dan had ik ze onmiddellijk teruggestuurd met de post, zonder nog iets voor mezelf te reserveren.
Maar nogmaals, er zit in die eigenaardigheden die je me schrijft iets goeds waardoor ik mezelf toch opleg om je op de hoogte te houden van mijn treurige zaken, en om je te gebruiken.
Daarbij, schrijf jij zelf niet tegen me – en dat is het enige wat me hevig gefrappeerd heeft - Verberg me niets.
Ik hoef je waarschijnlijk ook niet te vertellen dat ik jouw buitengewone aanbiedingen niet heb aangenomen. Ik heb, zoals men dat plat zegt, wel andere varkentjes te wassen.
En voor wat betreft je angsten over het verval van mij in misère, weet dat ik mijn hele leven, of ik nu haveloos in lompen leef of fatsoenlijk en netjes, - ik altijd twee uur aan mijn uiterlijk besteed heb.
Vervuil je brieven niet meer met dat soort stomme dingen.
Wat je eeuwige, heel terechte maar ook heel onredelijke verwijten over mijn boek betreft:
Dat boek! – wanneer komt dat boek? – Die artikelen, - wanneer komen die artikelen nu?
Daar heb ik maar één woord over te zeggen; en iedereen die net als mij heeft geleefd zou me begrijpen: - er is net een maand voorbij, dat wil zeggen dat het dubbele van de tijd die er nodig is om het boek af te krijgen, - wel!
Ik heb in die maand niet één uur rust gehad.
En dus heb ik je het volgende te vertellen, - want je welwillendheid is nog niet uitgedoofd, - en wees gerust, het gaat vandaag niet over je beurs, - trouwens ik weet dat je geen stuiver hebt.
Als ik vandaag een nogal groot geldbedrag had, 100 frank bijvoorbeeld, - dan kocht ik geen schoenen, noch overhemden, ik zou niet naar een kleermaker gaan, noch naar de lommerd. Gisteren was namelijk de laatste toegestane termijn voor het vervullen van wat ik beschouw als een gedwongen Plicht, dat wil zeggen het opgraven en herbegraven van een vrouw die me haar laatste geld heeft gegeven, zonder te mummelen, zonder te zuchten, en met name zonder om raad te vragen.
Ik moet naar een burgemeester schrijven, en daarna naar een politieprefect.
Het stuk grond zal me 86 frank kosten, en het moge duidelijk zijn dat er natuurlijk nog een fooi vanaf moet, en wat gesjoemel met de grafdelver. Dit komt nog vóór de schoenen.
Trouwens ik ben zo gewend aan lichamelijk lijden, ik kan zo goed twee hemden aan elkaar passen onder een gescheurde pantalon en jas waar de wind doorheen blaast.
Ik kan zo handig zolen van stro of zelfs van papier in schoenen met gaten maken, dat ik bijna alleen maar geestelijk lijden voel.
En toch moet ik toegeven dat ik nu zo ver ben gekomen dat ik geen bruuske bewegingen meer durf te maken noch teveel te lopen uit angst nog meer scheuren te maken.
IK WIL GEEN STUIVER AAN SCHULDEN BETALEN.
Ik ga mijn schuldeisers aan het lijntje houden totdat mijn boek af is.
Ik heb alle reden om te geloven dat ik bij Le Moniteur dezelfde vriendelijkheid zal terugvinden als toen ik er drie maanden geleden naartoe ben gegaan. Mijn leven is zo ontsteld dat ik me de exacte datum niet meer herinner.
Ik bedoel dit: niet te hoeven bevriezen, kunnen lopen zonder mijn bewegingen in de gaten te moeten houden, genoeg geld te hebben om zonder onderbreking noch verslapping minstens zestien dagen te kunnen werken, - dat is mijn vaste beslissing, - en dat is al heel lang zo.
En, in de veronderstelling dat zelfs als mijn kleren verkocht zijn, en dat ik andere moet gaan kopen, zou 150 frank genoeg zijn om al die problemen op te lossen.
Maar ik wil gewoon niet bij mijnheer Ancelle komen die ik al zo moe heb gemaakt met die reçuutjes van 20 frank, hij is er zo aan gewend dat ik alleen maar hele kleine geldsommetjes vraag zonder een woord van goedkeuring van jou.
In plaats van het hem over de post op te sturen, wat heel lang zou duren, - want deze zaak van die begrafenis heeft haast – zou je het niet – ongezegeld en in eerbare woorden opgeschreven, - aan mijn boodschappenjongen kunnen geven – als hij je ziet?
– Ik zou het dan naar Neuilly sturen, want, nogmaals, behalve het feit dat ik bij mijnheer Ancelle altijd enorm veel tijd kwijt ben, kan ik met mijn kleding echt geen lange reizen meer maken.
Het zou dus 100 frank zijn die gebruikt zal gaan worden voor dat wat ik je net gezegd heb, 100 frank voor kleding en de rest, - 50 frank om stuiver voor stuiver op te maken.
Dit geld zal natuurlijk over enkele maanden door Ancelle herkregen worden, zes, zeven maanden, misschien meer, maar wat maakt dat uit?
Als de volgende maand, - wat een verschrikkelijk Nieuwjaar! mijn zaken wat beter gaan, dan zal ik kijken of ik je kan verlossen van die huurkwestie.
– Nu beschouw ik mezelf als iemand die zijn plicht heeft vervuld door je dit allemaal te vertellen.
Ik wacht vredig je antwoord af voordat ik over een nieuw besluit ga nadenken.
– Ik houd er niet van om je het trieste en het wrede te vertellen, maar dan nog, zou het niet nog beter zijn geweest om je een beetje van slag te maken?
– Ik heb een goedkeuring van jou nodig om een gesprek van drie uur met mijnheer Ancelle te vermijden.
Als je me het niet opstuurt, dan weet ik nog niet wat ik ga doen, maar wat ik wel zeker weet is dat ik het geval dan niet je hart aanreken, maar je helderziendheid.
Charles.
Gehele correspondentie Volgende brief