Charles Baudelaire. Brieven aan zijn moeder. Parijs, zondag 8 februari 1857.
Charles Baudelaire
Brieven aan zijn moeder. Gehele correspondentie
Pierre Eugène Montézin, 1874-1946. La Mare aux grenouilles.
Parijs, zondag 8 februari 1857.
Lieve moeder,
Het feuilleton over Australië is sinds vanochtend af in Le Moniteur.
Dus dan gaat mijn beurt komen. Van de 18 feuilletons heb ik er 10 af, er ontbreken er nog maar 8. Alles zal zaterdag af zijn.
Morgen, maandag, zal ik een voorschot vragen van 500 frank. Dat zal me waarschijnlijk geweigerd worden. Ik wens dat Ancelle me die leent voor een week.
Volgende week zal ik 1000 halen, en die 500 zal ik hem dan onmiddellijk teruggeven. Dit is nog nooit voorgevallen tussen ons, want dat wilde hij nooit, omdat hij dom is, en kinderlijk, en koppiger dan mogelijk is.
Want in werkelijkheid is er niets eenvoudiger noch makkelijker. Omdat het mogelijk is dat hij die 500 frank niet onmiddellijk kan missen, laat hem dan sturen wat hij kan, en me dan alleen de dag noemen waarop hij de rest zal sturen.
U moet begrijpen dat als ik zelfs niet een week op die 500 frank kan wachten, ik dan in ernstige problemen zit. Morgen, maandag, moet ik echt van twee of drie belangrijke schulden af.
Ik heb een duivels ongeduld om weg te gaan om ergens anders te gaan wonen.
Maar omdat ik hier alleen ben gaan wonen om makkelijker voor Le Moniteur te kunnen werken, wil ik pas weggaan nadat ik het laatste feuilleton af heb, en dat zal, zoals ik u al eerder zie, plaatsvinden volgende week zondag.
U heeft me zes weken geleden gezegd dat u wilde dat ik u nooit om geld zou vragen.
Dat is heel terecht, en ik weet wat ik heb beloofd, bovendien heb ik mezelf beloofd om dit jaar 1500 frank bij Ancelle te laten, om uw schuld te verminderen. Maar dit is iets heel anders. Dit is een welwillendheid om mijn hersens op te frissen.
U nam het me kwalijk dat ik u niet heb teruggeschreven. Maar hoe kunt u nu eigenlijk zo weinig mededogen hebben?
U hebt dus niet door in wat voor problemen en schokken ik leef, dat ik om het zo te zeggen niet eens mijn hoofd op orde heb, en dat ik echt niet vrij over mijn tijd kan beschikken?
Sinds ik u voor het laatst gezien heb (dat is alweer lang geleden, en ik wist niet waar uw verdwijning aan te wijten was, zal ik het uw gemok durven noemen) heb ik de Nouvelles Histoires extraordinaires af, helemaal.
Ik weet niet waarom Michel het niet meteen in de verkoop brengt.
Ik moest aan het eind van de vorige maand zelf de Province in om de drukker te pressen en te kwellen want hij maakte het maar niet af.
Nadat ik een hele dag in een heel heet atelier had doorgebracht werd ik ’s avonds om tien uur bevangen door de kou op straat en in de trein, en toen ben ik heel beroerd thuisgekomen.
Ik heb eergisteren aan een andere drukker het complete manuscript van Les Fleurs du mal geleverd.
Voor de nieuwe taken (roman en theater) hoef ik alleen nog maar de roman voor Le Moniteur af te maken, en vier stukken Variétés om de reeks af te maken van mijn études d’art, die, zoals u weet, verkocht is aan dezelfde uitgever die Les Fleurs du mal heeft betaald.
Alles zal eind maart af zijn, dus dan kan ik schoon beginnen.
Zal ik gelukkiger zijn, helaas niet!
Voor wat betreft mijn budget voor deze twee maanden, dat is erg mager, beoordeel het zelf maar:
Moniteur 1800 F
4 artikelen Variétés
Waarvan 2 voor L’Artiste,
1 voor Le Moniteur,
1 voor een revue,
Geschat op, alles bij elkaar, 150 F 600 F
2400 F
Echter, ik moet nu 2000 frank meteen betalen. Ik houd dus maar 400 frank over om voor twee maanden in mijn onderhoud te voorzien. Dat is afschuwelijk.
Ik ga de hele avond en nacht werken, en ik zal dus uitgebreid morgenochtend uitslapen in afwachting van uw bezoek of uw antwoord.
Ik zou bijna iets heel banaals maar heel belangrijks vergeten. Ik zit zonder linnengoed en ben verkouden.
Zou u drie of vier grote zakdoeken voor me kunnen vinden, ik stuur ze u schoongewassen weer terug.
Als ik zeg dat ik morgenochtend zal slapen, dan weet u wel welke slaap ik bedoel.
Ik wil pas gaan denken over grote opbrengsten en mijn schulden terugbetalen als ik af ben van dat geheel aan oude zaakjes wat uit vijf grote delen bestaat.
– Welke goddelijkheid zal mij gunstig zijn?
Moge mijn verbeeldingsvermogen dat zo vermoeid is door al die problemen, dan maar niet gedoofd zijn! Ik wil de sterkste zijn!
Dit is wat ik herhaaldelijk tegen mezelf zeg, maar wel machinaal. Zijn er geen krachtiger mannen geweest dan ik die toch ook hun zwaktes hebben gehad? – Ach, toch! Ik hoop dat het begin van mijn brief u niet gaat verhinderen om me te komen opzoeken.
– Ik omhels u zeer verdrietig.
CHARLES.
Gehele correspondentie Volgende brief