Charles Baudelaire, correspondentie Brussel, België. 7 mei 1864, aan Narcisse Ancelle. 8 mei aan Hetzel

Charles Baudelaire
Brussel, België

Charles Baudelaire, correspondentie Brussel, België.  7 mei 1864, aan Narcisse Ancelle.  8 mei aan Hetzel, Vertalingen Vivienne Stringa
 Zoom 
 Frits van den Berghe. 1883-1939, Belgisch kunstschilder.

AAN NARCISSE ANCELLE

Mijnheer Ancelle.
Brussel, zaterdag 7 mei 1864.

Beste Ancelle,
 

    Ik neem aan dat hoewel men bij huize Taconnet de bon van 50 frank gehouden heeft die ik daar voor u had afgegeven, men niet bij u is langsgegaan. Want betaald heb ik, op afgrijselijk aandringen van die mensen daar.

    Ik zou u oneindig dankbaar zijn als u mij die promesse van 50 frank, die u wilde uitbetalen, per post zou willen opsturen. Ik ben namelijk bijna zonder een cent vertrokken, en hier is krediet iets geheel onbekends.

    Zorg ervoor dat uw brief met de post van zondagavond (vandaag) Parijs uitgaat, en dat ik de brief dan maandagochtend krijg.

    Ik neem aan dat mijn moeder nog niet in Parijs is.

    Het schijnt dat ik hier een tot nog toe onbekend succes had.

    Ik heb nog maar één lezing gehouden. Omdat het seizoen al lang begonnen is, is mijn gespeculeer op lezingen bijna mislukt. Alles gaat hier heel langzaam, en ik heb nog geen antwoord uit Antwerpen, Brugge, Luik noch Gent. Maar u weet dat het werkelijke doel van mijn reis het zo duur mogelijk verkopen is van mijn collectie recensies aan uitgever Lacroix.

    Als het me lukt, dan zal ik geen geld meer van u hoeven dit jaar. Maar zal ik slagen? Ik ben er zo weinig aan gewend.

Vergeet mij niet.

Uw toegewijde,

C.B

Hôtel du Grand Miroir,
Rue de la Montagne, Brussel.

De eerste was over Delacroix. De tweede zal over Th. Gautier gaan.

AAN PIERRE-JULES HETZEL

Brussel, ongeveer 8 mei 1864.

Geachte Hetzel,

    Ik had vijfendertig dagen geleden al moeten antwoorden op de brief van mijnheer Goudchaux, waarin hij me vroeg om ophelderingen over de vreemde aanzegging van Malassis. Ik moest tegelijkertijd een kruisverhoor ondergaan van Michel, die woedend was om dezelfde reden.
Ik heb mijnheer Goudchaux niet geantwoord, omdat alles wat ik hem zou hebben kunnen vertellen als resultaat had gehad dat u geïrriteerd zou zijn geraakt om Malassis.
Elke dag dacht ik dat ik naar Brussel zou gaan, ik wilde Malassis zien, en u pas schrijven na opheldering over de kwestie. Dat is nu gebeurd. Die aanzegging van Malassis betekent niets. Trouwens, de akte die hij heeft (en die zal worden opgeheven voordat ik terug in Parijs ben) beduidt alleen maar een schuld die ik beetje bij beetje terug moet betalen, maar geeft hem geen enkel recht met betrekking tot het uitgeven van werk van mij. Die akte is aan Michel te kennen gegeven, maar ik heb er zelf nooit een tweevoud van gehad. Malassis heeft al enkele aanbetalingen gekregen.
En omdat ik niet wist dat hij van zijn schuldeisers het recht had gekregen om die schuldeis voor zichzelf te houden, bibberde ik voor hem, en voor mijn aanbetalingen, want een proces zou onherroepelijk de schuldeis terug naar het Syndic brengen, en zou mij verwijten opleveren voor het feit dat ik zijn eigen geld aan hem zou hebben gegeven. Is het nu duidelijk?
Malassis heeft eerst pompeus geweigerd om me te zien.
En ik was al heel geïrriteerd omdat ik mijn naam geprostitueerd had gezien in boeken waarvoor ik geen enkele smaak heb. We hebben elkaar ineens ontmoet.
Ik heb hem toen gevraagd of hij mij kon uitleggen wat zijn bedoelingen waren. Hij zei toen dat dit gestempelde papier geen enkel ander doel had dan om mij te kwellen, en met een plotselinge omwenteling bood hij me aan de akte, waarin de lenigen stonden die hij me had gedaan, meteen te vernietigen.
Ik weigerde, omdat ik niet van uitersten houd, maar ik zal wel om reçuutjes vragen iedere keer wanneer ik hem geld geef, en ik zal niet uit Brussel vertrekken voordat ik die akte zo heb veranderd dat ik voortaan beschermd zal zijn tegen zijn crises van slecht humeur.

    U zult ooit te weten komen dat ik een groot zwak heb voor Malassis. Dus dan zult u het me niet al te kwalijk nemen dat ik zo lang niets van me heb laten horen.
U heeft ongetwijfeld een instelling waarmee u kunt begrijpen dat iemand een zwakte kan hebben.

    Ik zal ook niet eerder terug naar Parijs gaan vooraleer ik het laatste fragment van Le Spleen de Paris heb gemaakt.
Ik moest gewoon van woonplaats veranderen, ik was ziek geworden en dol van woede. Waarvan?
Ik zou het niet weten.

    U maakt ongetwijfeld reizen voor uw plezier, want men heeft u gezien met mevrouw Hetzel en uw zoon.
U neemt vakantie, en dan kom ik u vervelen met zaken.

    Als u hier woensdag bent, zou u me dan niet het plezier willen doen om mijn tweede lezing bij te wonen (Théophile Gautier)? Heeft u uw entreebewijzen al, of moet ik u een kaart toesturen?

Uw toegewijde,

Charles Baudelaire.

Rue de la Montagne, hôtel du Grand Miroir.