Charles Baudelaire: Brussel, België. Aan Madame Paul Meurice, 3 februari 1865
Charles Baudelaire
Brussel, België. Aan Madame Paul Meurice
Zoom Portret van Mme Paul Meurice.
Musée national du château de Compiègne
Félix Bracquemond (1884-1914)
Aan Mme Paul Meurice
- Door Vivienne Stringa
- 26-08-2017
- Vertalingen: Correspondenties
Zoom De menselijke parodie (1878) Musée provincial de Namur
Félicien Rops (1833-1898)
Aan Madame Paul Meurice
Brussel, vrijdag 3 februari 1865.
Wanneer men een heel aardige brief krijgt, die vooral zeer onverwacht en zeer onverdiend is1, dan is het eerste wat men verplicht is te doen daar direct op te antwoorden. Daarom ben ik zeer schuldig voor het feit dat ik bijna dertig dagen lang het plezier om u te antwoorden en te bedanken heb uitgesteld.
Ik zou u kunnen vertellen, en dat is de waarheid, dat ik heel vaak ziek ben. Maar dat zou een slecht excuus zijn, want verkoudheden, hoofdpijn en koorts duren nooit dertig dagen. Ik zou u liever de waarheid willen vertellen, en die is dat ik de neiging heb om teveel misbruik te maken van de welwillendheid van mijn vrienden.
En ook dat er in dit verwerpelijke klimaat een soort sfeer heerst die niet alleen de geest afstompt, maar ook het hart verhardt, waardoor men gedwongen is al zijn plichten te verzaken.
Mevrouw, u kunt wel raden hoe blij u mij gemaakt heeft met uw brief, als ik u beken dat ik me zo schaamde nadat ik u zulke erge dingen had geschreven, bijna met nog minder gêne dan wanneer ik het tegen een vriend had verteld, en dat ik, omdat ik de brievenbus waarin mijn brief lag niet kon openbreken en ik geen enkel antwoord verwachtte, al bezig was met manieren te verzinnen om vergeving te krijgen 2.
Dus toen ik uw antwoord las waar ik helemaal niet meer op hoopte kreeg ik een dubbel gevoel van plezier, eerst het plezier u te horen spreken, en daarna het plezier van de verbazing. Dat moet dus betekenen dat u de beste eigenschappen van de wereld heeft.
Ik wil allereerst gelijk antwoorden op enkele regels die mij in het bijzonder geraakt hebben. Nee, ik verzeker u, ik heb geen enkel verdriet in het bijzonder.
Ik heb altijd een slecht humeur (dat is een ziekte hoor), omdat ik lijd aan de mijn omringende stomheid, en omdat ik erg ontevreden ben over mezelf.
Maar in Frankrijk, waar er minder domheid heerst, waar de domheid wat beleefder is, leed ik ook; en zelfs als ik mezelf helemaal niets te verwijten had, zou ik nog ontevreden zijn, want dan zou ik er weer van dromen om het nog beter te doen. Dus ik weet zeker, of ik nu in Parijs, in Brussel of in een onbekende stad ben, ik zou er ziek en ongeneeslijk zijn. Ik heb een soort van misantropie en die komt niet door een slecht karakter, maar door een te grote gevoeligheid en een te snelle neiging om mezelf te schande te zetten. Waarom ik in Brussel blijf, dat ik zo haat3? Ten eerste omdat ik er nu eenmaal ben, ten tweede omdat ik me in mijn huidige toestand overal slecht zou voelen, en omdat ik mezelf in penitentie heb gezet.
Ik heb mezelf gevangen gezet totdat ik van mijn zonden genezen ben (dat gaat heel langzaam), en ook totdat een zeker iemand die ik in Parijs met mijn literaire zaken heb belast een aantal kwesties heeft opgelost.
Aangezien u mij alles vergeeft, en ik van u allerlei tonen mag aanslaan, zal ik u zeggen dat dit België dat ik zo haat me al een grote dienst heeft bewezen. Het heeft me geleerd om te leven zonder iets nodig te hebben. Dat is veel. Ik ben braaf geworden door het onvermogen mezelf tevreden te kunnen stellen.
Ik hield altijd van plezier maken, en dat heeft me waarschijnlijk het meest pijn gedaan. In een kleine zeehaven 4 is er het plezier de bewegingen in de haven te bestuderen, de schepen die binnenvaren en de schepen die uitvaren, het plezier iets te drinken in een cabaret met mensen die van een lagere klasse zijn, maar van wie de gevoelens me interesseren. Maar hier is niets. De armen hier geven me niet eens een gevoel van liefdadigheid. In Parijs heb je etentjes met vrienden, er zijn musea, muziek en meisjes. Hier is niets 5. Van eetplezier kan hier niet eens sprake zijn. U weet dat er geen Belgische keuken bestaat, en dat de mensen hier niet eens een ei kunnen bakken, noch vlees kunnen braden. Wijn wordt alleen maar gedronken als iets zeldzaams, kostbaars, geweldigs en alleen bij bepaalde gelegenheden.
Ik denk zelfs, en God moge me straffen, dat die dieren hier wijn uit ijdelheid drinken, om net te doen alsof ze er verstand van hebben. Gekoelde wijn, die je uit een vol glas drinkt, als je dorst hebt, is hier onbekend. Galante manieren zijn er nog minder. Wanneer ik een Belgische vrouw zie, krijg ik een vaag gevoel dat ik ga flauwvallen.
God Eros zelf, als hij onmiddellijk al zijn vuur zou willen uitdoven, dan hoefde hij alleen maar naar het gezicht van een Belgische vrouw te kijken.
Voeg daar aan toe dat hun charme, mochten de ongelukkige dames die al hebben, volledig vernietigd zou worden door hun grofheid, die niet onderdoet voor die van de mannen. Enkele maanden geleden was ik 's nachts verdwaald in een voorstad die ik niet kende.
Ik vroeg de weg aan twee meisjes, die mij antwoordden: Gott for damn! (of: domn!) (ik schrijf het fout; nooit heeft een Belg me kunnen vertellen hoe je de nationale vloek moest spellen; maar het is het equivalent van het Franse Sacré nom de Dieu!).
Ze antwoordden me dus, de twee schone dames: "Godverdomme! Laat ons toch met rust!" En de mannen, die laten zeker geen gelegenheid ongemoeid om hun speciale roeping van grofheid tentoon te spreiden. Ik zag een keer toen het ijzelde een toneelspeelstertje van het Théâtre du Parc op de grond vallen 6.
Ze had zich flink bezeerd, en terwijl ik druk in de weer was om haar overeind te helpen, gaf een Belg die langsliep een trap tegen haar mof die over straat rolde, en hij zei: “Hé! En dat daar! Vergeet je dat niet?” Dat kon een gedeputeerde zijn, een minister, een prins, misschien wel de Koning. In Parijs had zelfs een gewone arbeider hem fatsoenlijk opgeraapt en teruggegeven aan de dame.
Zoals ik u al eerder zei, ik zou alle wellustige mensen gaarne willen uitnodigen om in België te komen wonen. Dan zouden ze snel genezen zijn, en binnen een maand zouden zij door walging een geheel nieuwe maagdelijkheid krijgen.
Een andere dienst die dit land vol schurken me heeft verleend. U had al menigmaal grapjes gemaakt over mijn neigingen tot mysticisme! Ik kan u verzekeren, u zou zelfs hier vroom worden, - uit eigenliefde -, uit behoefte aan non-conformiteit. Bij het zien van die atheïstische vierhandige wezens hier, werden mijn religieuze denkbeelden sterk bevestigd.
Ik kan zelfs niets goeds zeggen over de katholieken hier. De liberalen hier zijn atheïsten, de katholieken bijgelovig, en beide partijen worden gedomineerd door dezelfde hypocrisie.
Nog twee andere kleine anekdotes, Belgisch tot op het merg, - om u te amuseren.
Op een dag komt een ober me bedienen, en hij zegt: “U komt dus in kerken, mijnheer? Men heeft u met Kerst in die en die kerk gezien.” Ik zeg: “Vertel het niet door!” Maar ik dacht bij mezelf: Hier zal in de Ministerraad over worden gepraat. Twee dagen later kom ik een Belg tegen en die zegt: “Aah! Zo, u gaat dus naar de kerken hier? Gott for domn! (steeds weer diezelfde vloek waarvan ik niet weet hoe je die moet schrijven) Wat gaat u toch doen tijdens de mis, WANT U HEEFT IMMERS GEEN MISBOEK?” Dit is nu een typisch Belgische redenering. Zonder misboek geen gebed.
Zonder regels kun je niet denken. Maar dan zondigt hij toch op een punt, en dat is dat hij niets aan een misboek zou hebben want een Belg zou de geschreven gebeden niet begrijpen.
Op een dag word ik met veel ophef meegenomen naar een minister die een zeer kostbare collectie schilderijen bezit. Aan het einde leidt men mij naar een Bartolini geschilderd door Ingres 7. Het was de bedoeling bij dit schilderij in extase te raken. Maar men had mij daarvoor niet gewaarschuwd.
Ik zei: “Dat is waarschijnlijk van Ingres.
De handen en het gezicht zijn te groot; hier zit geen style in, bovendien is het in een rode en vieze tint. Er is een groot man die Ingres voorgegaan is, die veel meer genie heeft. Dat is David.”
Toen draaide de minister zich om naar mijn rondleider 8 (want ikzelf werd geloof ik ook tentoongesteld) en hij vraagt hem voorzichtig om raad: “Is het niet zo, naar het schijnt, dat David sinds enige tijd AAN HET STIJGEN is?” Ik hield het niet meer, ik antwoordde dat het voldoende was dat hij nooit DALEND bij intelligente mensen was geweest 9.
Nog een gunst die ik België schuldig ben! Zeg het maar tegen Bracquemond. Dat is dat ik gedesillusioneerd ben jegens Rubens 10.
Toen ik Parijs verliet had ik een te hoge dunk van die lomperd. Rubens was de enige soort van gentleman die België heeft kunnen voortbrengen, dat wil zeggen een boerenkinkel in zijden kleren. Boven het beste van Rubens prefereer ik nu zelfs nog een klein stukje Romeins brons, of een Egyptische lepel, van hout.
Doet u de hartelijke groeten aan uw man. Ook de groeten aan Fantin en Manet. Ik heb de opdracht gekregen om u de goede herinneringen te geven van de heer Charles Hugo. Men zegt dat zijn vader hier komt te wonen 11. Mijn hemel! Ik zou bijna de zeer serieuze en interessante vraag over uw kleding vergeten 12.
Het is heel goed dat u het daar met mij over heeft gehad, u weet dat mij dat interesseert.
Ik ben bijna net zo erudiet in mode als Malassis dat is in oude boeken of botanica.
Want die arme man heeft zich in de botanica gestort (niet in de entomologie, want in de bossen van dit land zitten geen insecten, net zo min als vogels 13.
Alle beesten slaan op de vlucht voor Belgen). Ik heb al uw beschrijvingen over kleding begrepen, en zij herinnerden me aan een tijd die nog in mijn hersenen gegrift staat 14.
Over de kapsels, dat heb ik minder goed begrepen, moet ik tot mijn schaamte toegeven.
Ik heb overigens maar één opmerking te geven: wanneer een hele lieve vrouw grijs haar heeft, moet zij, wat voor kapsel zij ook heeft, niet nalaten haar witte haren te laten zien 15. Dat maakt haar mooier.
Ik kus galant uw beide handen, en houd ze stevig vast.
C.B.
Noten:
1 De lange brief die Madame Meurice op 5 januari aan Baudelaire schreef.
Deze brief verdient inderdaad al deze kwalificaties.
2 Zie de brief van Mme Meurice van 3 januari.
3 Madame Meurice vroeg aan Baudelaire "Maar wat doet u nu in Brussel?"
4 Zie het kleine gedicht in proza, Le Port.
5 Baudelaire gaat Mme Meurice een soort opsomming geven van Pauvre Belgique!
Waarin alle oorzaken staan van zijn irritatie.
6 Men suggereert dat het hier zou kunnen gaan om Mademoiselle Louise Deschamps
die speelde bij het Théâtre du Parc in oktober 1864.
7 Het ging hier om het portret van de beeldhouwer Lorenzo Bartolini
geschilderd door Ingres, in Florence in 1820.
8 Arthur Stevens
9 Het bezoek aan van Praet.
Vandaar een van zijn stukken uit Amoenitates Belgicae.
10 Zie de strophe uit Phares en de aantekeningen uit Pauvre Belgique!
Waarin Rubens wordt afgeschilderd als "boerenkinkel in satijnen kleren".
11 Dit is niet gebeurd, maar Victor Hugo zou wel een aantal keren naar Brussel
reizen, met name om bij de bruiloft van zijn zoon Charles te zijn.
12 Mme Meurice had deze beschreven in haar brief aan Baudelaire van 5 januari.
13 Zie Pauvre Belgique!, H. 36.
14 Uit Carnet, vel 83.
15 Over Mme Bâton.