Correspondentie Baudelaire, aan Jules Verneuil, Arsène Houssaye. Parijs, 22, 24 juli 1854.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN JULES VERTEUIL
Parijs, 22 juli 1854.

 

Beste vriend,

    Ik maak misbruik, nietwaar?

    Twee plaatsen voor mijn goede Dame, - dan zal ik u voor lange tijd weer met rust laten.

Uw toegewijde,

Ch. Baudelaire.

AAN ARSÈNE HOUSSAYE
Parijs, 24 juli 1854.

 

Beste vriend,

    Ik zou u zonder schaamte een nogal belangrijke gunst willen vragen. Het gaat hierom: morgen begin ik met een nogal belangrijke publicatie in Le Pays, erg lang overigens. Om verschillende redenen waarvoor ik nu niet genoeg tijd heb om die u hier uit te leggen, wil ik Le Pays voorlopig twee weken nog geen geld vragen, ik heb daarbij evenwel geen enkele aanbetaling gekregen.
Ik heb het aangedurfd, ik weet ook niet precies waarom, te hopen dat u mij voor enkele dagen 250 frank zou kunnen lenen.
Indien u een kleine beurs heeft, beknibbel dan maar wat u wilt, want ik zit zonder een cent, en ik heb geen tijd om de deur uit te gaan.
Het eerste wat ik over enkele dagen ga zeggen bij het Bestuur is dat zij het geld dat mijnheer Arsène Houssaye me heeft geleend naar hem moeten sturen.
Duizend maal pardon dat het zo kort en bondig is, maar ik kan niet anders.
De brenger van deze brief zal u uitleggen dat dit briefje iets bizars heeft of ambigue is.

Uw toegewijde,

Ch. Baudelaire.

  Inhoudsopgave     Volgende brief