Correspondentie Baudelaire, aan madame Aupick. Parijs, 23 februari 1854.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN MADAME AUPICK
Parijs, 23 februari 1854.
Lieve moeder,
Wees nu zo uiterst goed dat je vandaag 40 frank stuurt, of aan deze man geeft die aan het hotel verbonden is, voor het betalen van de huur voor 8 maart, die jij natuurlijk niet betaalt, of als je het te veel vindt, geef dan een Louis. Ik hecht er veel belang aan dat ik niet zonder een cent thuis kom. Sinds een week ben ik het onweer vooruit gevlucht en heb ik hier mijn toevlucht gezocht (hotel York, rue Sainte-Anne 61). Het is heel dom om laf te zijn, alles gaat alleen maar slechter.
Het zal te makkelijk zijn voor me om mijn kamer de volgende maand met het geld uit Neuilly te betalen. Ik zal je kort uitleggen waardoor ik vaak problemen had in de kwestie van de huur, dat was omdat ik sinds een paar maanden geen 40 frank moest betalen, maar 100.
Ik had nog een ander appartement in het huis dat leeg is gebleven, en dat ik genomen had met het vooruitzicht op een plotselinge vooruitgang in mijn zaken. Maar ik heb het weer teruggegeven en nu sta ik weer quitte.
Ik kan je nooit zien, ik kan niet naar jou toekomen, en jij wilt niet komen. Dat is een hele slechte berekening, want je hebt geen idee hoe goed het me volgens mij zou doen om jou af en toe eens te zien.
Je gelooft me niet, je spot met mijn aardigheid die jij geveinsd vindt. Maar kom nu eens, wees eens aardig, wat weerhoudt je ervan om me vandaag te zien in de rue Sainte-Anne, hotel d’York? Vanochtend moet ik naar Le Moniteur.
Aangenomen dat ik wel heel lang zal moeten wachten, denk ik dat ik hier om 2 uur wel terug ben. Ik vraag je dat als een gunst. Maar eigenlijk zie ik je nooit, en je houdt koppig vol me die weigering op te leggen als een straf.
Weiger het geld, kom op me mopperen, me beledigen zelfs, maar kom dan tenminste, en weiger me die twee dingen niet tegelijk.
Charles.
Als hij je maar kan vinden. Want ze zeiden dat je aan het verhuizen was.