Correspondentie Baudelaire, aan madame Aupick. Parijs, 8 maart 1854.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN MADAME AUPICK
Parijs, 8 maart 1854.
Lieve moeder,
Het boekje dat je hierbij ingesloten vindt is, dat geef ik toe, niet meer dan een grove liefkozing. Ik weet zeker dat je er fantastische dingen in vinden zult. Behalve in Les Poésies de Jeunesse, en in Scenes from Politian, die aan het einde staan, en dat nogal middelmatig is, zul je alleen maar mooie en vreemde dingen vinden.
Hoewel ik dat boek momenteel helemaal niet nodig heb, want ik heb het materiaal in tweevoud, raak het niet kwijt, en vooral LEEN HET NIET UIT.
Het is een hele mooie uitgave, zoals je ziet, en je kent de moeite die het me gekost heeft om die diverse uitgaven bij elkaar te krijgen.
Wat er zo vreemd aan is, en dat is onmogelijk om het niet op te merken, dat is die intieme gelijkenis, hoewel die niet echt geaccentueerd is, tussen mijn gedichten en die van die man, conclusie van het temperament en het klimaat.
Morgenochtend ga ik naar Neuilly om mijnheer Ancelle het geld te vragen waar ik recht op heb voor de maand april. Omdat ik strijd noch discussie wil tegen zijn verlegenheid en zijn EERLIJKE VREKKIGHEID, en omdat jouw handschrift almachtig is, zou ik vanavond als ik thuiskom – rue Pigalle 60 – want ik had de moed om op Vastenavond thuis te komen – dan zou ik thuis, zoals ik al zei, en briefje van jou aan hem willen vinden, in een enveloppe aan mij geadresseerd. Het kan heel goed dat ik er helemaal geen gebruik van maak. Als hij het zonder strijd zou uitvoeren, dan hoef ik die brief van jou helemaal niet.
Maar als hij in discussie gaat, wat moet ik dan doen?
Als hij zich meegesleept voelt heeft hij altijd de manie mij maar een of twee Louis per keer te geven, waar ik uiteraard niets mee kan.
Dus ik moet echt, omdat die overjas het niet meer redt – en hij heeft nog twee maanden langer geduurd dan ik verwachtte – genoeg halen om hem te vervangen , - het is op een paar stappen bij mij vandaan. Ik zal niet alles ophalen – waarvoor?
Buiten het feit dat het teveel geld zou zijn, zou ik weer het overvloedige gebruiken om aan geld te komen. Ten tweede – hoewel mijn huur van 100 nu verminderd is naar 40, wil ik morgen vrede krijgen met mijn huisbazin.
En tenslotte wil ik iets overhouden om een paar dagen te kunnen werken: het is toch niet zo dat dat meer kan zijn dan 150 frank.
De kleren kosten 91 frank. De huur is 40. ik neem maar de helft van de kleren. Een paar dagen geleden zei je me dat je geen navraag durfde te doen naar de staat van mijn rekeningen. Hier zijn ze: sinds het begin van het nieuwe jaar heb ik de maanden januari, februari en maart volledig gekregen.
Daarbij de 200 frank van het begin van de vorige maand die neerkomen op jou, als ik die niet teruggeef van het geld van die ellendige artikelen die niet vooruitkomen, of als ik de keren die ik naar Neuilly ga om geld te vragen niet verminder.
Bovendien herinner ik me heel goed dat je me verzocht hebt je nooit meer om geld te vragen.
Aangezien jij Le Moniteur ontvangt, zul je gezien hebben dat het onmogelijk voor me was om de publicatie te activeren van die ellendige artikelen. Ik kan me onmogelijk neerleggen bij de vernedering om geld als voorschot te vragen, met name vóór de proefdrukken. Ik ga er nog een keer heen, maar ik denk dat ik verplicht zal zijn om weer naar L’Illustration, La Revue de Paris en Le Pays te gaan.
Over je bezoekjes, die zouden me de gelukkigste man ter wereld maken. Jeanne komt me alleen maar ’s ochtends vroeg over haar grote verdriet vertellen. ’s Middags – alle keren dat ik de tegenwoordigheid van geest bezat om wat geld over te houden – en ik zal morgen ongetwijfeld geld hebben – blijf ik thuis. Daar zijn goede redenen voor.
Ik wil deze maand alle achterstand wegwerken, - de literaire achterstand – en heel in het bijzonder met het toneelstuk, dat ik af wil hebben vóór het einde van het seizoen van l’Odéon en het vertrek van Tisserant naar de Province.
Mocht je toevallig niet thuis eten, en deze brief die ik om een loopjongen te besparen zelf heb gebracht te laat bij je wordt gebracht om vanavond nog iets naar me toe te sturen, stuur dan morgenochtend vroeg.
Ik zou namelijk graag bij Ancelle willen zijn vóór zijn lunchtijd.
Het kan heel goed dat al die voorzorgsmaatregelen me toch mijn dorst naar geld er niet van kunnen weerhouden om bij Le Moniteur te gaan lenen maar dit spijt me zeer, en ik zou het toch nog een paar dagen willen uitstellen.
Zie je, lieve moeder van me, dat er in deze brief geen enkele reden zit om je verdrietig te maken.
Ik wens je heel veel liefs en verzoek je om nooit te TWIJFELEN.
Ch. Baudelaire
Rue Pigalle, 60.
Vanavond of morgen. –Raak het boek niet kwijt en leen het ook niet uit.
Als het je behaagt om me een bezoekje te brengen een dezer dagen, en als een conversatie van een uur of twee me zou storen, dan zou ik me helemaal niet schamen om gewoon door te werken ondanks jouw aanwezigheid.