Correspondentie Baudelaire, aan Madame Aupick. Parijs, dinsdag 3 januari 1854
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN MADAME AUPICK
Parijs, dinsdag 3 januari 1854.
Ik wilde je vanochtend een lange brief terugschrijven, maar dat is echt volledig onmogelijk voor me. Ik moet echt de deur uit om een beetje geld op te halen dat ergens op me wacht.
En ik neem zelfs mijn boeken mee om in de leeszaal te werken, want ik kan niet naar huis als ik eenmaal buiten ben. En dus zal ik dit geld bewaren – dat ik voor mezelf ga halen, terwijl mijn huur wordt betaald tijdens mijn afwezigheid.
Betaal de loopjongen niet. En ga ook geen muntstukken van tien stuivers in die enveloppe doen.
Het was me letterlijk onmogelijk om van mijn 150 frank de huur te betalen die gaat aflopen.
– Je mag er zeker van zijn dat ik voortaan, of althans in ieder geval voor lange tijd, niets meer aan je zal vragen, en aan mijnheer Ancelle maar de helft van wat ik vroeger bij hem haalde.
Ik schrijf je pas weer als ik de directeur van Le Moniteur heb gezien, die wel zal denken dat ik een farceur ben, en als ik gerust ben over de bestemming van mijn artikelen.
Over drie dagen dus misschien. Hierbij ook de kwitantie.
Charles.