Correspondentie Baudelaire, aan madame Aupick, Parijs, zaterdag 10 december 1853.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN MADAME AUPICK
Parijs, zaterdag 10 december 1853.
Als het niet onmogelijk is, geef dan maar wat aan deze man om wat brandhout en een kleine traiteur te betalen, die hiernaast zit. Niet het hele bedrag, want dat zou je enorm veel vinden, het is 40 frank.
Het is voldoende om hem vandaag een gedeelte af te lossen. De rest betaal ik wel over drie dagen.
– Nu weet ik hoe vervelend ik voor je ben, hoe moe je van me wordt, en hoe lastig ik ben, en dus zou ik heel normaal vinden als je dit verzoek heel kordaat afwijst.
Alleen in dat geval vraag ik je dan wel om me dan meteen willekeurig wat voor bedrag te sturen zodat ik niet in bed hoef te schrijven met bevroren vingers, en dat ik genoeg heb om twee of drie dagen door te komen.
IK GELOOF ER NOG STEEDS vast in dat ik je deze maand het geld terug kan geven.
Omdat ik serieus mijn boek ga afronden en enkele stukken ga bewerken, geef die man dan maar naast je brief mijn drie feuilletons in een enveloppe.
Ik zou ook graag willen dat je me een dag voor volgende week aangeeft waarop je naar me toe kunt komen, want ik heb je al een hele tijd niet meer gezien.
Wees gerust, daar zit geen valkuil in, en het zal ook niet over geld gaan.
Je weet wel dat ik sinds enige tijd mijn uiterste best doe om de helft minder geld van Ancelle te vragen.
Ik bedank je enorm als je kunt doen wat ik van je vraag, en ik vraag je duizend maal pardon als ik je lastig heb gevallen indien het niet kan.
Je hebt die kwitantie gekregen met de post, toch?
Charles.