Correspondentie Baudelaire, aan madame Sabatier. Parijs, donderdag 16 februari 1854.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN MADAME SABATIER
Parijs, donderdag 16 februari 1854.
Ik weet niet wat vrouwen denken van de adoraties waarvan zij soms het onderwerp zijn. Sommige mensen beweren dat zij die volkomen logisch vinden, en anderen dat zij er wel om zullen lachen. Zij denken dus dat zij alleen maar ijdel of cynisch zijn. Wat mij aangaat, denk ik dat zielen die goed in elkaar zitten alleen maar trots en blij kunnen zijn om hun weldaden.
Ik weet niet of die suprême liefheid het mij ooit zal toestaan om u zelf te vertellen over de macht die u over mij heeft gekregen, en over de eeuwige straling die uw beeld in mijn hersenen schept.
Ik ben alleen maar heel gelukkig, voor het moment, dat ik u opnieuw kan zweren dat een liefde nooit belangelozer was, idealer, meer doordrongen was van respect, dan degene die ik in het geheim voor u koester, en die ik altijd zal verbergen met de zorgvuldigheid die dit tedere respect me beveelt te doen.
Wat zeg je vanavond, arme eenzame Ziel,
Wat zul je zeggen, mijn Hart, Hart dat vroeger verwelkt was,
Tegen de zeer Schone, de zeer Goede, de zeer Geliefde,
Wiens goddelijke ogen je plots liet opbloeien?
“Wij zetten onze trots in om lofliederen te zingen,
Niets is sterker dan de zachtheid van haar autoriteit.
Haar Spirituele lichaam heeft de geur van Engelen,
En haar Oog bekleedt ons met een mantel van Helderheid.”
“In de nacht of in eenzaamheid,
Op straat of in de menigte,
Haar Fantoom loopt dansend als een Fakkel.”
“Soms praat het, en zegt: Ik ben Belle en ik beveel
Dat voor de Liefde voor MIJ u alleen het Schone liefhebt.
Ik ben de Bescherm Engel, de Muze, en de Madonna”.