Correspondentie Baudelaire, aan Malassis. Parijs, 11 juli 1857.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN AUGUSTE POULET-MALASSIS
Parijs, 11 juli 1857.
Snel, verberg, verberg de gehele uitgave heel goed.
U moet 900 exemplaren in vellen hebben. Er waren er nog 100 bij Lantier. Die heren leken hoogst verbaasd dat ik er 50 wilde redden.
Ik heb ze veilig weggelegd, en ik heb een reçu getekend. Er blijven er dus nog 50 over om Cerberus Justitie te voeden.
Dat komt er nu van om exemplaren naar Le FIGARO te sturen!!!!
Dat komt er nu van als men niet serieus een boek wil lanceren.
Dan hadden we tenminste de troost gehad, als u alles had gedaan wat er gedaan had moeten worden, zoals de uitgave in drie weken te verkopen, en dan hadden we alleen nog de glorie van een proces, waar overigens heel makkelijk onderuit te komen is.
U krijgt deze brief op tijd, hoop ik. Hij gaat vannacht op de post, dan hebt u hem morgen om 4 uur.
De beslaglegging is nog niet gedaan. De informatie is me via mijnheer Watteville ter ore gekomen, door het kanaal van Leconte de Lisle die helaas vijf dagen voorbij heeft laten gaan.
Ik ben er van overtuigd dat dit onfortuinlijke avontuur alleen maar kwam naar aanleiding van het artikel uit de Figaro, en van absurd geklets. Angst heeft het kwaad doen geschieden.
Klets er niet over, maak mevrouw uw moeder niet bang, noch de Broise, en kom snel, om te overleggen.
Ik zal u een officiële brief schrijven, die ik antidateer, en dan moet u de enveloppe vernietigen.
Ik heb net Lanier en Victor gezien, nog grotere sukkels dan de maan.
Ze vinden dat ze onteerd zijn, en ze hebben hun platheid zo ver gedreven dat ze mijnheer de algemene inspecteur van de pers de kortingsprijs van de boekhandel hebben gegeven, om hem te behagen!!!
Geheel de uwe.
Ch. Baudelaire.
Ik zei tegen mijnheer Lanier dat, aangezien we de vijftig exemplaren die ik aan hem achterliet als opgegeven konden beschouwen, we die dan op zijn minst zo snel mogelijk zouden moeten verspreiden onder degenen die er nog geen ontvangen hadden.
Maar dat weigerde hij, hij denkt dat meneer de inspecteur toen hij zijn exemplaar kocht, het resterende aantal geverifieerd heeft met een arendsoog.
Les Fleurs du Mal. Parijs, Poulet-Malassis et de Broise, 1861.
Exemplaar van Stéphane Mallarmé, met de 6 veroordeelde stukken die hij zelf heeft overgeschreven, toen hij 19 jaar was.
- de 6 veroordeelde stukken waren gecensureerd in deze tweede uitgave, en zijn gekopieerd door Mallarmé aan het einde van dit exemplaar:
“Les Bijoux”, “Le Léthé”, “À celle qui est trop gaie”, “Les Métamorphoses du Vampire”, “Lesbos”, “Femmes damnées”.
Waarschijnlijk heeft Émile Deschamps (1791-1871), een excentrieke dichter, vriend van de familie en Versaillaanse buurman van Mallarmé, deze jongeman van vijftien jaar Les Fleurs du Mal laten zien.
Deschamps was vanaf het begin een bewonderaar van Baudelaire en had in Le Présent een artikel in versvorm gepubliceerd om zijn werk te eren.
Hij bezat de originele uitgave van 1857.
Mallarmé bezoekt de oude Deschamps die hem zijn bibliotheek laat zien.
Mallarmé brengt daar vele middagen door om een dertigtal onvindbare gedichten van Les Fleurs du Mal in schriften over te schrijven.
Stéphane Mallarmé zet vanaf 1870 de vertalingen van de gedichten van Edgar Poe voort in navolging van Charles Baudelaire.