Correspondentie Baudelaire, aan Malassis. Parijs, 20 maart 1857.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN AUGUSTE POULET-MALASSIS
Parijs, 20 maart 1857.

 

     Mijn beste vriend, u bent duizend maal te aardig, u en uw Crébillon die ik niet wil.
Geef dat maar aan Monselet of aan Babou. Na ons tweede boek zal ik, behalve dan ten gunste van Laclos, geen artikelen meer schrijven.
Ik wilde u bedanken voor uw prachtige spijtbetuiging aan het eind, maar ik wil u er gelijk op wijzen dat u me geen woord vertelt over de grote kwestie.
Ik heb u al aangeboden om u de eerste van de maand de prijs van het papier en de oplage te vergoeden.
Maar ik heb nagedacht dat u sindsdien wellicht de vormen en drukletters ongedaan hebt gemaakt.
In dat geval vergoed ik u ook een nieuw zetwerk, maar dan wel op een andere datum.
– En tevens verzoek ik u vriendelijk in dat geval me het oude vel met de correcties terug te sturen, tegelijk met het nieuwe vel, zodat ik het kan verifiëren.
– En u moet niet kwaad worden, en u moet mijn aanbod accepteren.
Wilt u dat ik u het boekje met de poésies van Poe stuur, dat in Londen is gedrukt?
Daarin staan twee opdrachten die gedrukt zijn in de stijl die ik u probeerde duidelijk te maken.

     Ah! Ongelukkige vol joligheid, heeft u dan hetzelfde gedaan voor de twee daaropvolgende vellen, dat wil zeggen de vellen die u vanmorgen had moeten ontvangen (20 maart) en bent u gaan drukken voordat u de laatste correcties had ontvangen?
In dat geval is het nog erger, want er zaten een aantal flinke en danige fouten in.

De strokenproeven lopen, er is er een vannacht afgemaakt. Over twee dagen is het klaar.

Geheel de uwe.

Ch. Baudelaire.

  Inhoudsopgave     Volgende brief