Correspondentie Baudelaire, aan Mme Aupick. Parijs, 11 september 1856.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN MADAME AUPICK
Parijs, donderdag 11 september 1856.

 

Lieve moeder,

     Ik verzoek u om me niet eenzelfde brief terug te schrijven als de laatste die u me gestuurd hebt.
Ik moet de laatste tijd zoveel kwellingen, vernederingen, en zelfs pijnen doorstaan, dat het onnodig is dat u er ook nog een steentje aan bijdraagt.
Een aantal dagen geleden, - tien dagen ongeveer,  - had ik zin om u te schrijven, om u te vragen, omdat Ancelle afwezig is en in de Midi rondloopt, om me een beetje geld te sturen, maakt niet uit hoeveel, om Parijs uit te gaan, me te ontspannen, de tijd te doden.
Maar dan had ik u een uitleg moeten geven, en ik zal u zo meteen vertellen waarom ik dat niet gedaan heb. Echter, het is nu zo dat de tijd verstreken is, en de gebeurtenis die me overkomen is heeft mijn krachten zo afgezwakt dat ik niet eens meer kan werken, en het gaat nu niet meer om een plezier of verzetje, maar om noodzaak, en wel een heel urgente.
Ik heb me weer aan het werk gezet om me te verdoven. Maar u weet hoe irriterend dat geschreeuw en gediscussieer met bruten is.
En Ancelle is pas weer over een week of tien dagen terug, en die ene man, de man bij wie ik woon, valt me buitensporig lastig  over een bagatelle van tweehonderd frank en nog wat. Michel Lévy laat me dag na dag wachten op de handtekening van onze derde overeenkomst. Mijn tafel is bezaaid met niet-gecorrigeerde drukproeven, en het moment is er dus niet naar om geld van hem te lenen.
Die ene man wil zijn geld morgen hebben. Weet wel dat ik hem kan kalmeren met minder, met 100 of 150 frank, maar ik heb maar in mijn hoofd dat ik met  de rest van het geld naar u toe wil komen, niet voor lang, een dag of twee, niet bij u thuis, wees gerust.
Ik zou gewoon in een hotel gaan, u zou bij me komen om me even te omhelzen, en dan zou ik weer gaan. Trouwens, ik moet heel hard weken, en ik heb niet het plan om lange tijd afwezig te zijn.
Ik zou uiteraard het geld bij Ancelle halen zodra hij terug is. In het geval dat u mij geld stuurt, dan zou ik niets bij hem gaan halen om het te compenseren, en ik zou hem dan verwittigen van wat ik gedaan heb.

     Zoals ik u net al zei, heb ik u dus niet geschreven, hoewel ik daar heel veel zin in had en ik op dat moment dacht dat u nog in Parijs was, echter het was omdat die verantwoording die ik aan u zou hebben af te leggen u vanzelfsprekend veel vreugde zou hebben bezorgd, een soort van moedervreugde die ik niet had kunnen uitstaan.
Mijn toestand moet erg zichtbaar zijn geweest, want toen Michel Lévy me zo zag in die toestand van dan weer terneergeslagen, dan weer woest, heeft hij me geen enkele vraag gesteld, liet me met rust, en vroeg niet eens meer aan me of ik aan het werk ging. Mijn relatie, een relatie van veertien jaar met Jeanne, is verbroken. Ik heb alles wat in menselijke termen mogelijk was gedaan om die breuk te vermijden.
Die verscheurdheid, die strijd heeft wee weken geduurd. Jeanne heeft me altijd zonder ophouden geantwoord dat ik een onhandelbaar karakter heb, en dat ik haar zelf ooit een keer zou bedanken voor deze oplossing. Dat is nu echt een grote bourgeoise-wijsheid van vrouwen.
Maar ik weet dat wat voor avontuurtje, geld of ijdelheid me ook mocht overkomen, ik zal die vrouw altijd blijven missen. U begrijpt mijn pijn misschien niet helemaal, en opdat die u niet al te kinderlijk lijkt, zal ik u bekennen dat ik al mijn hoop op haar hoofd had ingezet, als een gokker.
Deze vrouw was mijn enige afleiding, mijn enige plezier, mijn enige  kameraad, en ondanks alle schokken binnen die stormachtige relatie is nooit maar één keer duidelijk de gedachte bij me opgekomen van een definitieve breuk. Zelfs nu nog, en toch ben ik helemaal kalm, - betrap ik me erop dat ik denk als ik een mooi voorwerp zie of een mooi landschap, maakt niet uit, iets aangenaams: waarom is zij nu niet met mij, om dat samen met mij te bewonderen, om dat met mij te kopen?
U ziet dat ik mijn wonden niet verberg. Ik had veel tijd nodig, dat verzeker ik u, zo heftig was die schok, om te begrijpen dat mijn werk me misschien plezier zou geven, en dat ik uiteindelijk verplichtingen had na te komen.
Ik had voor mijn geest een constante gedachte: waar is het goed voor?
Daarbij ook een soort van donkere sluier voor mijn ogen en een constant hard geluid in mijn oren.
– Dat heeft best lang geduurd, maar goed het is nu over. Toen het me duidelijk werd aangetoond dat het echt het onherstelbare was, nou toen kwam ik toch in een ongehoorde gekte terecht: ik heb tien dagen niet geslapen, en steeds overgeven, en ik moest me maar verbergen, omdat ik steeds bleef huilen.
Maar mijn obsessie was eigenlijk heel egoïstisch:  ik zag een reeks van oneindige jaren voor me zonder familie, zonder vrienden, zonder vriendin, jaren vol eenzaamheid en wat toevalligheid, - en niets voor mijn hart. Ik kon niet eens mijn troost halen uit mijn eigen trots. Want alles is gebeurd door mijn eigen schuld: ik heb gebruikt en misbruik gemaakt, ik vond het leuk om te kwellen en te pesten, en nu word ik op mijn beurt geteisterd.
Toen kreeg ik een bijgelovige angst, ik beeldde me in dat u ziek was. Ik heb iets verzonden naar u: ik vernam toen dat u afwezig was, en dat het goed met u gaat. Tenminste dat is wat me is verteld, maar zeg het zelf in een brief tegen me.

     Waarom zou ik nog verder gaan met dit verslag, dat u misschien alleen maar wat bizar lijkt? Ik had nooit gedacht dat een geestelijke pijn zulke erge lichamelijke martelingen kon veroorzaken en dat men dan twee weken daarna zich weer aan zijn werk kon overleveren als een ander mens. Ik ben nu alleen, heel alleen, voor altijd, dat is meer dan waarschijnlijk.
– Want geestelijk kan ik nooit meer mijn vertrouwen schenken aan een vrouwspersoon, niet meer dan in mezelf, en ik moet me voortaan alleen nog maar bezighouden met mijn geldbelangen en mijn ijdelheid, en zonder ander genot dan de literatuur.

     Ik heb Ancelle niet kunnen zien voor zijn vertrek. Ik wist dat hij langs Bordeaux zou reizen, en ik heb hem poste restante geschreven. Ik schreef dat ik hem misschien bij zijn terugkeer zou verzoeken om die arme vrouw te helpen, die ik alleen maar schulden nalaat, en omdat ik me voortaan toch alleen nog maar met mezelf ga bezighouden, kan ik me die begrafenisuitgaven wel veroorloven.
Zijn antwoord leek me negatief. Dat is een kwestie die ruimschoots naar een ander moment verschoven kan worden.

     Het tweede deel en het derde deel van Poe zullen bijna gelijktijdig verschijnen.

     Schrijf me snel terug. Want u zult toch wel begrijpen dat het niet alleen om een ordinaire geldkwestie is dat ik u geschreven heb, hoe zorgelijk die ook is.
En het toppunt van mijn ongeluk, ik  geloof dat de notaris die Ancelle opgevolgd heeft, ook naar de Midi is vertrokken.
Ik werk nu nog alleen maar als afleiding, en ik verveel me dood. Er zijn nog steeds momenten waarop alles leeg lijkt.

Ik omhels u met heel mijn hart.

CHARLES.

Hotel Voltaire, quai Voltaire.

  Inhoudsopgave     Volgende brief