Correspondentie Baudelaire, aan Mme Aupick. Parijs, 30 december 1857.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN MADAME AUPICK.
Parijs, 30 december 1857.
Zeker, ik heb veel te klagen over mezelf en ik ben heel verbaasd en in paniek over deze toestand. Moet ik even ergens anders heengaan, ik weet het niet. Komt het door het zieke lichaam dat de geest en de wilskracht vermindert, of is het spirituele lafheid die het lichaam vermoeit, ik weet het niet.
Maar wat ik voel, is een immense ontmoediging, een gevoel van onverdraaglijk isolement, een voortdurende angst voor een vaag ongeluk, een volledige uitval van mijn krachten, een totale afwezigheid van wensen, en de onmogelijkheid om wat voor amusement dan ook te vinden.
Het bizarre succes van mijn boek en de haat die het heeft opgewekt interesseerden me een tijdje, en daarna is het begonnen. Ziet u nu mijn lieve moeder, dit is een tamelijk ernstige situatie voor een man wiens beroep het is om ficties te produceren en aan te kleden. Ik vraag me steeds af: waar is dit goed voor? Waar is dat goed voor?
Dat is de werkelijke gedachte van spleen. Omdat ik me herinner dat ik al eens analoge situaties heb moeten ondergaan en dat ik er toen ook uit ben gekomen, zou ik geneigd zijn te denken dat ik me niet al te ongerust moet maken. Maar ik herinner me ook dat ik nooit zo diep ben gezonken en zolang in verveling heb gedraald. Voeg daarbij de permanente wanhoop van mijn armoede, het onderbreken van en getrek aan mijn werk veroorzaakt door oude schulden (wees gerust, dit is geen alarmoproep voor uw zwakheid. Daar is het nog geen tijd voor, VANWEGE VERSCHILLENDE REDENEN, waarvan de voornaamste mijn zwakheid is die ik zelf toegeef), het beledigende, afstotelijke contrast van mijn spirituele eerbaarheid met dit leven vol armoede en onzekerheid, en als laatste, om alles maar te vertellen, een vreemde benauwdheid en maag- en darmproblemen die nu al een maand duren.
Alles wat ik eet maakt me benauwd of daarvan krijg ik diarree. Als de geest het lichaam kan genezen, dan zal een gewelddadig hard werken me genezen, maar dat moet je willen, met een verzwakte wilskracht: een vicieuze cirkel.
Als we er van uitgaan dat ik de hele maand januari werk en genoeg is om alles af te maken wat alleen maar in Parijs gedaan kan worden, en ik dan in februari bij u kom werken aan nieuwe dingen, zou ik dan in Honfleur of ergens in Le Havre een schermleraar kunnen vinden? Als ik aan het schermen ga voldoe ik ook aan de noodzakelijke lichamelijke oefening. En zal ik ook, niet in Honfleur maar in Le Havre, een badhuis vinden waar je douches kan nemen en koude stralen kunt krijgen?
Ik ga u heel in het kort vertellen waardoor ik verhinderd was, niet om u daar te treffen (ik kon niet), maar om u terug te schrijven. Ik was tegelijkertijd bang om u lastig te vallen en niet begrepen te worden.
De dag na de dood van mijn stiefvader zei u tegen me dat ik u onteerde, en u verbood me (voordat ik er ook maar aan had gedacht om u dat te vragen) om nooit een plan te hebben om bij u te komen wonen. En toen dwong u mij om vernederend aanstalten te maken om vriendschap te sluiten met mijnheer Émon.
Doe mij deze gerechtigheid aan, lieve moeder, dat ik dat heb verdragen met de nederigheid en zachtheid die uw zielige situatie mij opdroeg. Maar daarna, nadat u mij brieven schreef vol met verwijten en bitterheid, nadat u me dat vervloekte boek had verweten, dat alles wel beschouwd niet meer is dan een kunstwerk dat heel goed verdedigd kan worden, toen heeft u me uitgenodigd te komen, en me verteld dat ik door de afwezigheid van mijnheer Émon een verblijf in Honfleur kon krijgen, alsof mijnheer Émon het talent had om de deur van mijn moeder geopend of gesloten te houden voor me, en u heeft me ook op het hart gedrukt om maar geen schulden in Honfleur te maken, en toen, toen was ik zo van slag, zo verbaasd dat het aannemelijk is dat ik onrechtvaardig ben geworden.
Ziet u nu wat een duurzaam spoor die brief in mijn geheugen heeft achtergelaten. Ik wist niet hoe ik het moest oplossen noch wat ik moest antwoorden.
Ik ben nadat ik hem had gelezen in een onbeschrijflijke onrust terechtgekomen, en uiteindelijk na twee weken wist ik nog niet welk besluit ik moest nemen, en toen nam ik maar het besluit om maar helemaal geen besluit te nemen.
Ik denk, moeder, dat u nooit mijn onverdraaglijke gevoeligheid heeft gezien. We zijn nu momenteel heel eenzaam en heel zwak, want ik denk dat mijn broer hier helemaal niet in meetelt.
Als we nu eens proberen voor eens en voor altijd om gelukkig voor elkaar te zijn?
Ik moet u iets onaangenaams vertellen, en ik zou het graag voor u verborgen hebben gehouden, als het niet een aanwijzing was voor het feit dat er nog andere dergelijke fouten gemaakt kunnen zijn. De eer komt ongetwijfeld mijnheer Émon toe.
Een paar maanden geleden heb ik bij een handelaar op de Passage des Panoramas een schilderij van mijn vader ontdekt (een naaktfiguur, van een liggende vrouw die twee figuren in haar droom ziet).
Ik had helemaal geen geld, en de onverdraaglijke aanval van dagelijkse futiliteiten heeft me het sindsdien doen vergeten. Denkt u dat er nog meer van dat soort blunders gemaakt kunnen zijn?
Mijn vader was een verwerpelijk kunstenaar. Maar al dat soort oude snuisterijen hebben een morele waarde.
Adieu, moeder. Vertel me hoe u uw gezondheid voorspelt, of het verblijf daar goed voor u is, en of u uzelf geïnteresseerd vindt om lang te leven voor mij.
Ik omhels u, en ik beeld me in dat u dat ook doet.
Charles.