Correspondentie Baudelaire, aan Mme Aupick. Parijs, 4 november 1856.
Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode
AAN MADAME AUPICK
Parijs, 4 november 1856.
Lieve moeder,
Ik wil deze dag niet voorbij laten gaan, zonder u met deze paar zinnen te laten zien dat ik u nooit vergeet.
Een paar zinnen maar. Want u kent mijn luiheid, die als resultaat heeft dat ik later vast kom te zitten in gehaast werk.
– In zo’n geval zit ik nu dus.
– U kunt overigens, dat geloof ik, momenteel het volste vertrouwen hebben in mijn verdere leven.
– Uw angsten die u me heeft geschreven zijn niet gegrond.
– Ook al zijn de geldkwesties moeilijk te ontwarren, mijn geestelijke gezondheid die zeer belangrijk is, is excellent.
– Het ongeluk dat mij eerst zo had aangeslagen, zo kinderlijk voor mensen zonder voorstellingsvermogen, maar zó vreselijk voor mij, heeft me achteraf een onmetelijke zin in het leven gegeven.
– Ik ben het tweede voorwoord aan het schrijven, dat wil zeggen de aanhef van de Nouvelles Histoires extraordinaires, die u over enkele dagen zult ontvangen.
– Voor wat betreft het derde deel, dat kunt u per dag lezen, u heeft immers Le Moniteur als krant.
Mag ik van u een beetje lachen, een heel klein beetje maar, om dat onophoudelijke verlangen van u dat ik net als iedereen moet zijn, en dat ik uw oude vrienden waardig moet zijn, die u medelevend opnoemt?
Helaas! U weet heel goed dat ik daar helemaal niet aan toe ben, en dat mijn lotsbestemming heel anders zal gaan. Waarom heeft u het niet een beetje over trouwen, zoals alle moeders doen?
Om het u in alle oprechtheid te vertellen, de gedachte aan dat meisje heeft me nooit losgelaten, maar ik ben zo losgebroken met het levensvak , dat alleen maar uit leugens en valse beloftes bestaat, dat ik onmogelijk in staat ben om weer opnieuw in die onlosmakelijke liefdesvallen te kunnen lopen.
– Het arme kind is nu ziek, en ik weigerde naar haar toe te gaan.
– Lange tijd heeft ze me ontvlucht, als de pest, want ze kent mijn afschuwelijke temperament dat enkel list en gewelddadigheid is.
– Ik weet dat zij Parijs moet verlaten, en daar ben ik blij om. Hoewel ik moet toegeven dat ik heel erg triest word als ik eraan denk dat zij kan sterven ver weg van mij.
Om het kort samen te vatten, ik heb een duivelse dorst naar genot, glorie en kracht.
Dit wordt wel, moet ik zeggen, vaak, maar niet vaak genoeg – nietwaar, lieve moeder? - doorkruist door de wens om u te behagen.
Kijk dus voortaan goed uit om vervelende mensen naar me toe te sturen zoals die deurwaarder uit de Senaat, die Tony, die een oplichterijschuld had opgekocht, die drie uur bij me binnen is geweest, met een taaltje van huisbediendes, en die ik alleen maar kon afleiden met mijn wreedheid.
Ik omhels u met heel mijn hart.
CHARLES.
Schrijf me een paar woorden alstublieft, over uw gezondheid.